[Nummer 9]
Algemeene Vergadering van 5 October 1929.
Na de vaststelling van de toelichting op het voorstel tot wijziging en aanvulling van artikel 2 der Verbondswet. opgenomen in Neerlandia van Mei, werd in den boezem van het Hoofdbestuur de meening geuit, dat in die toelichting niet voldoende wordt verklaard, waarom het noodig is te spreken van ‘aangelegenheden en vraagstukken van zuiver godsdienstigen of staatkundigen aard in en betreffende welk land ook.’ Daar het mogelijk is, dat dit ook anderen als een leemte voelen, werd in de Hoofdbestuursvergadering van 21 Juni j.l. besloten, het vierde lid van de toelichting op artikel 2 te vervangen door het volgende:
De toevoeging van het nieuwe derde lid is reeds in de inleiding toegelicht. Omtrent de redactie wordt nog het volgende opgemerkt:
Zooals in de inleiding werd gezegd, ligt de taak van het Verbond op cultureel gebied. Daar echter verschillende cultureele aangelegenheden gemakkelijk aanrakingspunten hebben met vraagstukken van staatkundigen of godsdienstigen aard en ook omdat gemakkelijk, te goeder of te kwader trouw, verband gebracht of gezocht kan worden tusschen cultureele vraagstukken of belangen en godsdienstige of staatkundige vraagstukken of belangen, wordt uitdrukkelijk in dit artikel gezegd: ‘aangelegenheden en vraagstukken van zuiver godsdienstigen of staatkundigen aard’.
Namens het hoofdbestuur:
J.E. BIJLO, Alg. Secretaris.
's-Gravenhage, Augustus 1929.