zou groeien tot de taaie stam, die over geheel Zuid-Afrika zijn wortels zou slaan. Maar alleen van het gezonde stekje kon de gezonde staat groeien die nu Zuid-Afrika is. En mij als Nederlander verheugt het, dat dit stekje van Nederlandse stam is geweest, uit de tijd toen Nederland in dadenkracht en ondernemingsgeest zijn gelijke in Europa niet vond. En een uitmuntend vertegenwoordiger van die dadenkracht was zeker Jan van Riebeeck. Maar als zo velen die baanbrekend werk verrichten is hem bij zijn leven niet die erkenning te beurt gevallen, waarop hij krachtens zijn staat van dienst aanspraak mocht maken en toch verdient hij geëerd te worden als een Columbus in Amerika, een Cook in Australië. Hij is in vele opzichten nog meer dan deze geweest, omdat hij zelf voor de ontsluiting van het nieuwe land de grondslagen gelegd heeft. Hij heeft in zijn ontginningswerk in vele kwaliteiten gearbeid. Hij was een krijgsman, landbouwer en een groot administrateur. Zijn toewijding aan het nieuwe land was onbegrensd. Hij was een pionier, waarop Zuid-Afrika en Nederland beide trots mogen zijn.
Oud-burgemeester Raadslid W.F. Fish sprak op hoogst aangename wijze, terwijl ook belangwekkende toespraken gehouden werden door Rijksarchivaris C. Graham Botha en Dr. F.C.L. Bosman.
Het was prachtig zomerweer en de bijeenkomst slaagde in alle opzichten volkomen. De verrichtingen werden geleid door den voorzitter van het A.N.V. te Kaapstad, den heer J.L. Schoeler, die met leedwezen melding maakte van de afwezigheid van Mevrouw Loopuyt-Maas, wegens ziekte.
Kransen hechtten aan 't standbeeld de Administrateur van de Kaapprovincie, de Municipaliteit van Kaapstad (een waar prachtstuk, dat door twee mannen gedragen moest worden); de Consul van Nederland (‘Van Nederland aan haar Zoon’), het Algemeen Nederlandsch Verbond; ‘The Sons of England’, The 1820 Settlers Association.
Deze verrichting heeft veel indruk gemaakt en alle bladen, ook de Engelsche, hebben zeer vriendelijke artikelen aan de plechtigheid gewijd.