Neerlandia. Jaargang 33
(1929)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Herleving van Fransch-Vlaanderen.Le Beffroi de Flandre, die in 1929 reeds haar tiende jaar ingaat, geeft in haar laatste nummer het verslag en de redevoeringen en andere toespraken, die op het vijfde Vlaamsche Congres van Frankrijk gehouden zijn. Dit congres, waarover wij indertijd een beknopt bericht plaatsten, is nog beter geslaagd dan de vier vorige; geestdrift voor de Vlaamsche zaak kwam onvervalscht voor den dag; het bleek, dat er zeer veel gedaan was en wordt en dat wij vertrouwen mogen stellen in de toekomst. Maar tegelijk: dat men er nog niet is, bij lange na niet! Om dat goed te beseffen, moet men zich rekenschap geven van de gevolgen eener eeuwenlange verwaarloozing. Fransch-Vlaanderen heeft zijn verleden vergeten; spreekt voor een deel alleen nog de taal van dat verleden, maar kan die niet meer lezen, is de meeste van zijn volksliederen verleerd en wordt stelselmatig steeds verder verdoofd en ontzenuwd, doordat zijn moedertaal niet in de lagere en middelbare scholen mag worden onderwezen. De Vrije Universiteit te Rijsel heeft, naar men weet, een leerstoel in het Nederlandsch, maar hoe weinige bevoorrechten kunnen door studie aan die hoogeschool het verzuimde inhalen en hoe weinigen kunnen dan uitgaan, om het anderen te verkondigen! Op het congres is het gezegd: slechts een keurbende strijdt thans krachtig voor de Vlaamsche taal en de Vlaamsche zeden; de beweging moet onder het volk worden voortgeplant; jongeren moeten zich aangorden. De Vlaamsche ziel moet worden herwekt. ‘De ziel van het mooie Vlaamsche land slaapt’, zei prof. Looten in zijn, geheel in het Nederlandsch gehouden toespraak. ‘Slapen is goed, slapen is gezond; maar 't en moet niet te lang duren: anders het slapen verandert zich in dood. Wij willen niet dat deze ziel sterve! Wij willen en wij moeten ons land uit dezen slaap trekken. Wij moeten onze oude gewoonten, onze kunst, onze religie, onze moederspraak - de volmaaktste afbeelding onzer ziel - herwekken, doen eeren en beminnen. Daar is het hoog doel van het Vlaamsch Verbond, van de Vlaamsche Kringen.’ En hij deed uitkomen, dat, wie meehelpt aan dit, werk niet alleen zijn liefde voor Vlaanderen toont, maar ook een uitmuntenden dienst bewijst aan het grootere vaderland, aan Frankrijk, door voor Frankrijk de schatten te bewaren, eigen aan dat kleine vaderland. Hoe het volk te doordringen van het gevaar, dat de Vlaamsche ziel met al haar rijkdom van oude cultuur in Frankrijk bedreigt; hoe het op te wekken en aan te sporen om zichzelf te zijn - ziedaar de groote, moeilijke taak, die de stichters van het Vlaamsch Verbond in Frankrijk aanvaardden, die hun opvolgers voortzetten. Nu de school er niet is, moet het volk op andere wijze bereikt worden: door leergangen; muziek- en tooneeluitvoeringen, door de voordracht en het lied. Daar de meesten niet Nederlandsch meer kunnen lezen, geven een aantal bladen en tijdschriften eenvoudige verhaaltjes en grappen in beide talen, die kunnen worden voorgelezen of oververteld in den huiselijken kring. Zulke uitgaven vermeerderen. Daar is Tisje Tasje's Almanak met de streektaal een eigenaardigen geur geeft. Daar is Onze Taal en de TorrewachterGa naar voetnoot*), geheel in het Nederlandsch, en zijn onuitputtelijken voorraad anecdoten, waaraan de BeffroiGa naar voetnoot**) en de Mercure de Flandre, alle uitgaven, die ook in Nederland een groot aantal inteeke naren konden hebben. Verder gevende Cri des Flandres, het Journal de Bergues, de Patriote des Flandres Vlaamsche kronieken en op hun voorbeeld is de Grand Echo du Nord onlangs een paar malen in de week eenige regels Vlaamsch gaan opnemen. De zomerwerking van het Vl. Verbond zal eerlang beginnen. Er wordt een tooneeldag gehouden te Ecke, ter herdenking van de aloude Rederijkerskamer (1526) en om hulde te brengen aan de wedergeboorte van het volkstooneel in de Vlaamsche taal; er komt een gouwdag te Steenvoorde over tweetalligheid en dubbelkultuur in Fr. Vlaanderen; een leergang der Vlaamsche taal door briefwisseling bestuurd door | |
[pagina 96]
| |
den heer E.H. Despicht, docent te Rijsel. Ja, er wordt hard gewerkt door die daarginds; mochten Ze krachtiger gesteund worden uit het Noorden, dat er zoo buitengewoon belang bij heeft, dat dit taalgebied voor den Nederlandschen stam niet verloren ga! Er moeten meer Nederlandsche boeken zijn, waartoe het Davidsfonds afd. Ghyvelde en het Michiel de Swaenfonds, Budastraat 6, Kortrijk kunnen bemiddelen. Er moeten zangers en voordragers heengaan, zooals het ‘Vlaamsche Volkstooneel’ er kwam met den ‘Tijl’. Met vereende krachten moeten wij helpen, Fransch Vlaanderen te doen opstaan uit zijn slaap. |
|