[Nummer 6]
Aanvulling der Dagorde voor de Algemeene Vergadering van 5 Oct. 1929.
De dagorde der vergadering, zooals die is opgenomen in de ‘Oproeping’ in het Meinummer van Neerlandia, wordt aangevuld met de volgende voorstellen, ingediend door Groep Nederland van het Alg. Ned. Verbond.
J.E. BIJLO, Alg. Secretaris.
A. Bestaande Bepalingen:
Art. 13. 1. Het Hoofdbestuur wordt gevormd door afgevaardigden van de Groepen.
te lezen:
......wordt gevormd door:
a) | Het Dagelijksch Bestuur. |
b) | De Afgevaardigden van de Groepen. |
Art. 14.
1) Het hoofdbestuur kiest uit zijn midden een algemeenen voorzitter, een algemeenen ondervoorzitter, een algemeenen secretaris en een algemeenen penningmeester.
te lezen:
Het Dagelijksch bestuur bestaat uit een algemeenen voorzitter, een algemeenen ondervoorzitter, een algemeenen secretaris en een algemeenen penningmeester. Zij worden voor vier jaar gekozen door het hoofdbestuur en treden volgens een door het bestuur op te maken rooster af. Het lidmaatschap van het Dagelijksch bestuur is onvereenigbaar met het zijn van afgevaardigde eener Groep. De afgevaardigde eener Groep, die de benoeming tot lid van het Dagelijksch Bestuur aanvaardt, treedt daardoor af als afgevaardigde zijner Groep.
Toelichting.
Groep Nederland heeft het sedert jaren als een bezwaar gevoeld, dat het Dagelijksch Bestuur van het Hoofdbestuur uit de afgevaardigden der Groepen gekozen werd en wel tot voor kort uitsluitend uit haar eigen afgevaardigden.
In het huidige stelsel bestaat een tegenstelling, dat de afgevaardigden eener Groep eenerzijds de tolk moeten kunnen zijn van haar meening en voorspraak harer belangen, terwijl anderzijds het Dagelijksch Bestuur den plicht heeft de dagelijksche leiding van het Verbond te voeren, d.w.z. de algemeene belangen voor te staan, los van de bijzondere belangen der Groep.
In een idealen toestand behoeft deze tegenstelling niet tot een tegenstrijdigheid te leiden, maar in een werkelijkheid, waarbij wij mogen en moeten veronderstellen, dat de leden van het Dagelijksch Hoofdbestuur fouten kunnen begaan, kon Groep Nederland nimmer krachtig van haar afwijkende meening doen blijken.
Bij critiek op de leiding van het Dagelijksch Bestuur konden slechts hoogstens vier harer zes afgevaardigden haar tolk zijn. Eenerzijds scheen het Dagelijksch Bestuur van het Hoofdbestuur, steunend op zijn theoretischen plicht, daardoor te veel opzettelijk doof te blijven voor de meeningen, zooals die in de Groep op rechtmatige wijze tot uiting kwamen, anderzijds stond de Groep bij de verkiezingen voor de vraag, of zij als haar afgevaardigden kon bestendigen personen, die als leden van het Dagelijksch Hoofdbestuur niet voldoende rekening schenen te houden met haar opvattingen.
Zij heeft van het uiterste middel, niet-herkiezing, geen gebruik gemaakt, omdat zij besefte, dat het niet enkel een fout was van personen, maar van een stelsel.
Het voorstel maakt het Dagelijksch Bestuur los van eenige Groepsverkiezing. Het versterkt de macht van het Dagelijksch Bestuur, omdat het zijn volmacht en verkiezing uitsluitend danken zal aan het Hoofdbestuur, jegens wien het verantwoordelijk is. Anderzijds blijft dan Groep Nederland geheel vrij naar het hoofdbestuur personen af te vaardigen, die in geval van verschil van gevoelen over het algemeen beleid, de stellingen kunnen verdedigen, die de Groep met het oog op hare belangen en meeningen wenschelijk acht in het Hoofdbestuur te doen hooren.
Men kan nog bij hun verkiezing twijfelen of zij, zooals het voorstel luidt, door het Hoofdbestuur in zijn geheel (zoodat niet volgens rooster aftredende leden van het Dagelijksch Bestuur over de wel aftredenden mede stemmen) of dat zij alleen door het romphoofdbestuur, nl. de afgevaardigden der Groepen moeten worden gekozen. Dit is een bijkomstigheid, die tot de hoofdzaak niet afdoet, en die, indien bij nader inzien de laatste wijze van verkiezen wenschelijker schijnt, bij amendement kan worden verbeterd.