Vlaanderen.
[Dr. J.O. de Gruyter †.]
Dr. J.O. de Gruyter †. (naar een teekening van Pieter de Mets).
In al de landen, waar onze taal weerklinkt en, hetzij in millioenen dichte massa's of verspreid, bewuste leden van onzen Nederlandschen stam wonen, zal het uit Antibes, in Zuid-Frankrijk, gekomen doodsbericht van den tooneelkunstenaar en directeur van den Kon. Nederlandschen Schouwburg te Antwerpen, dr. J.O. de Gruyter, ongetwijfeld velen hebben ontsteld. Maar nergens natuurlijk, dan in zijn door hem zoo hartstochtelijk beminde Vlaamsche vaderland, nergens dan onder de Vlamingen, die hem hebben zien opgaan in de Vlaamsche herwordingsbeweging, waarmede zijn kunst zoo nauw was vergroeid, kan zijn heengaan, op 45-jarigen leeftijd slechts, scherper en schrijnender zijn gevoeld. Wie hem, als steller dezer regelen, van zijn jeugd af heeft gevolgd, toen hij, nog leerling zijnde aan het Gentsche Athenaeum, waar Hippoliet Meert, dr. V. Fris, René de Clercq en andere Vlaamschgezinde leeraars, het goede zaad kwistig uitstrooiden en tot ontkieming brachten, reeds grootsche tooneelplannen koesterde, welke hij dan later, dank zij zijn Gentsch volhardingsvermogen, trots gekuip en onwil, grootendeels mocht zien verwezenlijken; wie hem taai en koppig, vasthoudend aan zijn Vlaamsche beginselen, zijn heele, helaas veel te korte leven door, een man uit één stuk, wars van alle zoogenaamde gezond-verstand-compromissen, eerlijk, oprecht en recht zag blijven, kan eenigszins begrijpen, wat de Vlaamsche kunst en de Vlaamsche ontvoogdingsstrijd aan dr. De Gruyter hebben verloren.
Zijn idealisme, zijn vertrouwen in de toekomst van Vlaanderen, van den Nederlandschen stam en de Nederlandsche kunst, vooral van de woordkunst, die hem zoo dicht aan 't harte lag, bezielden àl zijn gedachten en daden. De oprichting (hij was toen student aan de Gentsche Universiteit) van de ‘Vlaamse Vereniging voor Tooneel- en Voordrachtskunst’, die, te Sint-Maartens-Laathem (waar de Van de Woestijnes, De Saedeleer, De Smet, en andere schilders en schrijvers, in de heerlijke Leiestreek rust en bezieling zochten) de oude Grieksche treurspelen in de openlucht durfde te vertoonen, de voorstelling van Hoofts ‘Warenar’ bij een der in dien tijd gehouden Nederlandsche Philologencongressen, zijn vooroorlogsch streven naar verspreiding van het algemeen beschaafd Nederlandsch in Vlaanderen, zijn werking aan het IJzerfront waar hij, hoewel zelf militair zijnde, door sommige legeroverheden stelselmatig werd bekampt, maar toch het bij de Vlaamsche jongens van het IJzerleger spoedig buitengewoon populair geworden ‘Vlaamsche Fronttooneel’ in het leven wist te roepen en - wat lang niet makkelijk was - in het leven wist te houden, de geboorte, uit dit Fronttooneel, na den wapenstilstand, van het ‘Vlaamsche Volkstooneel’ dat, onvermoeibaar, in heel Vlaanderen ging spelen en overal de nieuwe kunst wist te doen zegevieren en, vervolgens, tot aan zijn dood, de ontrukking van den Nederlandschen Schouwburg, Vlaanderens hoofdtooneel, te Antwerpen, aan den sleur en den slenter van pathos en drakerigheid, waarbij ook het vasthouden aan zekere dialectvormen en kleinsteedsche opvattingen een rol waren blijven spelen, het was alles doordrongen van zijn Vlaamsche bezieling, zijn zucht naar een eigen, Vlaamschnationaal tooneel, zijn liefde voor Vlaanderen en voor de Nederlandsche stamgedachte. Het was hem een lust een reeks voorstellingen in het Noorden te mogen inrichten: Valkenburg zag hem verscheidene jaren achter elkaar,
in zijn open-lucht-schouwburg terug en ook Rotterdam, Den Haag. Amsterdam, Delft, Haarlem, Nijmegen en Middelburg hebben hem en zijne medespelers meer dan eens mogen toejuichen. Weinigen in Vlaanderen zullen zoo vurig als hij voor de nauwere geestelijke aansluiting van Noord en Zuid hebben geijverd en het past dan ook dat, naast alles wat in de dagbladpers, over dien grooten doode is geschreven, hier, aan zijne Grootnederlandsche gedachtenis, door allen, die in ons Verbond zijn vereenigd, een diepontroerde en innig erkentelijke groet wordt gebracht.