Unie van Utrecht is het fundament van den Nederlandschen staat geworden.
De hoogere beteekenis er van is geweest, dat door haar een staat is gevormd, waarin vrijheid van geweten werd voorgestaan en van waar de nieuwe begrippen van staat en godsdienst over de wereld zijn verbreid.
Dr. B.H. Molkenboer sprak over ‘Vondel en Erasmus’, toen deze afdeeling 7 Februari Vondels sterfdag herdacht. Zijn optreden te Rotterdam bewoog hem van Vondels verhouding tot den Rotterdammer Erasmus te spreken. Bij alle tegenstelling heeft de groote humanist invloed geoefend op den middeleeuwer Vondel.
Twee mannen, wier leven en naam nauw aan Rotterdam verbonden zijn, heeft Vondel in het bizonder geëerd: Johan van Oldenbarnevelt en Erasmus. Vooral de laatste had het sterkst zijn belangstelling. Men verwacht niet deze twee, Vondel en Erasmus, in één adem te hooren noemen, den kinderlijk, naïef naar vastheid des geloofs zoekenden dogmatischen dichter en den onrustigen geleerde, beiden geniaal van aanleg, de eerste meester van het jonge Dietsch, de ander zijn taal verwaarloozende voor de taal der oudheid.
De persoonlijke geestverwantschap in het satyrische trad telkens aan den dag. Erasmus heeft voor ons afgedaan; hij staat te ver van ons af; maar in Vondel bezitten wij nog een sprankelend levenden dichter. Hij staat in het midden van Holland in het Hollandsche hart, en hij heeft de Nederlandsche taal opgebouwd met een rijkdom, zooals alleen een genie als Vondel dat kan.
Prof. Sneller zeide in zijn slotwoord de beide herdenkingen als een bewijs voor de veelzijdigheid van het A.N.V. te beschouwen. In De Ruyter en Vondel ziet hij het beste uit die groote tijden onzer historie, den man van de zee en den man van de poëzie.
Ook hij, evenals Dr. Molkenboer, riep op tot het weer lezen van Vondels rijke poëzie.
Beide voordrachten vonden plaats in de zeer goed bezette Aula der Nederlandsche Handelshoogeschool.