Een nieuw Bibliotheekstelsel.
Zuid-Afrika krijgt boekerijen. Kloek en vlot is de voorbereiding geschied en de uitvoering van het plan, dat, gelijk men weet, aan de Carnegie-stichting te danken is, zal wel niet lang op zich laten wachten.
De laatste besprekingen werden in de Stadszaal te Bloemfontein gevoerd, waar meer dan zeventig afgevaardigden uit alle deelen der Unie waren bijeengekomen. De voorzitter, professor Young, deelde mede, dat deze bijeenkomst het gevolg was van het bezoek, dat dr. J.P. Keppell, voorzitter van de Carnegiestichting, in 1927 aan Zuid-Afrika had gebracht. De heeren M.J. Ferguson, staatsbibliothecaris van Californië en A.L. Pitt, gemeentebibliothecaris van Glasgow deelden den uitslag van hun voorbereidende werkzaamheden mede. Zij zijn uitgegaan van het beginsel, dat een bibliotheekdienst niet zoozeer gebouwen als wel boeken beteekent. In elke hoofdplaats van de Unie zal een centrale boekerij bestaan met zes hulpboekerijen voor de omliggende plaatsen. In elke stad of dorp zal een plaats worden aangewezen, waar boeken aangevraagd en verkregen kunnen worden; dat kan zijn een winkel, een postkantoor of zelfs een woonhuis. Bestaande boekerijen worden in het stelsel opgenomen. Het gebruik is kosteloos.
De heer Pitt was getroffen door de verspilling, die het gemis aan een behoorlijk stelsel in Zuid-Afrika teweeg brengt; een regeling en nauwe samenwerking zijn noodzakelijk. Zuid-Afrika besteedt groote sommen aan het onderwijs - jaarlijks 7 tot 8 millioen p. st. - en slaagt toch niet in het maken van voorziening voor zelf-onderricht, ofschoon 84000 p. st. aan boeken wordt uitgegeven. De voorzitter deelde mede, dat de Carnegiestichting krachtens haar grondwet, de interest van 10 millioen dollars moet besteden aan onderwijs en soortgelijke doeleinden in Britsche koloniën. Zuid-Afrika was niet langer een Britsche kolonie; de beheerders der Stichting wenschten het echter te behandelen als een der landen, die de heer Carnegie in gedachten heeft gehad. Namens de commissie-ter-zake werd medegedeeld, dat zij besloten had, dat Pretoria het voornaamste middelpunt zou zijn en Kaapstad, Johannesburg, Bloemfontein en Maritzburg middelpunten van den tweeden rang. Ondergeschikte boekerijen zouden komen in de hoofdplaatsen van elk district. Aan de Post zal worden gevraagd, de boeken kosteloos of goedkoop te vervoeren en aan het Spoorwegdepartement de tarieven op bibliotheekboeken te verlagen. De vergadering besloot de namen der hoofdplaatsen open te laten tot nader besluit. Er is veel neiging, Kaapstad tot hoofdplaats te maken; de Zuidafrikaansche bibliotheek, recht over het Parlementsgebouw, is volgens veler oordeel een bijzonder geschikt middelpunt. De kosten van het plan worden op 120 000 p. st. geschat. Een nationale bibliotheek-raad zal worden benoemd voor beheer en toezicht; een commissie, bestaande uit prof. Walker en de heeren Ribbink, dr. Van Rhijn, Lloyd, Nicholson, dr. Loram, dr. Postma, dr. Schooneer en Stirling met dr. Young als voorzitter, zal voorstellen tot uitvoering der aanbevelingen doen. Wanneer een boek zoo duur of zeldzaam is, dat de hulpbibliotheken het niet kunnen aanschaffen,
zullen deze aan de hoofdboekerij voorstellen het te koopen ten bate van de geheele Unie. Verder zullen alle boeken in het bezit van universiteiten, staatsdepartementen en wetenschappelijke of letterkundige vereenigingen in de algemeene boekenlijst worden opgenomen en zelfs zal men in betrekking treden tot boekenverzamelaars, opdat elk boek, dat in Zuid-Afrika aanwezig is, gevonden en ter beschikking gesteld zal kunnen worden. Het plan berust op het beginsel, dat aan alle behoeften zal kunnen worden voldaan, ook van hen, die Afrikaansch willen lezen. De heer Pitt maakte een vergelijking met Schotland, waar veel menschen Keltisch en geen Engelsch lezen. Daar worden ook hoofdzakelijk Keltische boeken aangekocht. De aanschaffing zal dus afhangen van de vraag naar Afrikaansche boeken, zeide hij.
Een proefneming dus, waarbij de Afrikaners het groote belang van een goede vertegenwoordiging hunner taal - die toch nog wel wat meer dan Keltisch beteekent! - ter dege in het oog mogen houden!