Ingezonden.
Zich verliezen. - Zich afleiden. - Daarstellen.
Onder het opschrift Gezaghebbende taalverknoeiers is in het Octobernummer van Neerlandia XXXII (blz. 161) aanmerking gemaakt op het voorkomen van de hierboven uitgeschreven woorden in het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Het zou aangenaam en ook nuttig geweest zijn, indien daar niet alleen maar de woorden en de kolommen waarin zij te vinden zijn, waren aangewezen, maar dat men ook het verband waarin, of de omstandigheden waaronder de gewraakte termen voorkomen, had medegedeeld. Voor dat verband en voor die omstandigheden vraagt ondergeteekende, als voorzitter van de redactie van het Woordenboek, alsnog eenige plaatsruimte. Ongesteldheid heeft hem belet het aanstonds in het Novembernummer te doen.
1. Zich verliezen. Deze uitdrukking is gebezigd in de definitie van het woord stam, in zijn eerste en eigenlijke beteekenis. Er staat (Wdb. d. Ned. Taal, Dl. XV, kol. 563) het volgende: STAM,... 1) Eigenlijk, met betrekking tot planten, a) Van een boom. Het gedeelte van den wortel opwaarts dat zich naar boven in de kroon verliest. - Men kan het gebruik van zich verliezen hier minder gelukkig vinden en een andere uitdrukking voor 't overgaan van den stam in de kroon verkiezen, maar men kan niet beweren dat de uitdrukking een germanisme is. Is zij dat dan óók in: ‘zich in een wazige verte verliezen’? En lijkt zij - zonder er daarom een te moeten wezen - niet eerder een gallicisme? (verg. cette rivière se perd dans les sables). Wanneer men spreekt van: ‘een lijn die Zich tot in het oneindige verlengt’, is dat ook niet misschien wel 't een of ander -isme? Maar wordt het, als verwerpelijk, afgekeurd?
2. Zich afleiden. (Dl. XV, niet - gelijk Neerlandia opgeeft - in kol. 571, maar in kol. 572): STAM,... 2, b) Met betrekking tot een volk. Verg. volksstam. a) Eigenlijk, in engeren zin. De grootste bloedgemeenschap, de hoogste genealogische eenheid, die zich van één stamvader afleidt. - Aan de aandacht van Neerlandia is ontgaan, dat de uitdrukking in de volgende kolom nog eens voorkomt (kol. 573): ß) Bij uitbreiding in ruimeren zin, waarbij de oorspronkelijke bloedgemeenschap en genealogische eenheid vervangen is door andere banden. Niet zelden blijft men zich nog wel van een gemeenschappelijken stamvader afleiden; de scheiding tusschen de vorige en deze beteekenis is in werkelijkheid dan ook niet altijd scherp te trekken. - Men ziet, en vooral de tweede, door Neerlandia niet opgemerkte, plaats maakt het heel duidelijk, dat men zich afleiden hier gebruikt heeft voor: zijn eigen afkomst afleiden. Mag men het zoo niet gebruiken, en is het een germanisme, omdat men er zich het Hd. sich herrühren, sich herschreiben von -, in de beteekenis van: beweren dat men van iemand afstamt, bij herinnert? 't Is hier een geval, niet van: ‘meer gelijk als eigen’, maar van: ‘méér eigen dan gelijk.’
3. Daarstellen. Dit woord komt voor Dl. XV, kol. 581, niet in de eigen woorden van een redacteur, maar in een aanhaling om het bestaan en het voorkomen van de samenstelling stamhof te bewijzen en er de beteekenis van te doen kennen. Deze aanhaling luidt: Zulk een vrije hoeve, welke men ook opperhof of stamhof heette, stelde een zelfstandig en onafhankelijk landgoed daar, hetwelk (enz.), Overijselsche Volksalmanak 1839, blz. 167. Terloops de opmerking dat in 1839 daarstellen een gebruikelijk woord was dat niet als een hinderlijk germanisme gevoeld werd (verg. Wdb. d. Ned. Taal, Dl. III, kol. 2191), maar dan: indien de redactie deze aanhaling om 't er in voorkomen van 't woord daarstellen had moeten verwerpen, zou zij de bewijsplaats voor stamhof hebben moeten opofferen. Maar het spreekt toch ook vanzelf, dat de bedoeling van aanhalingen in een woordenboek alleen is, het gebruik en de gebruikswijze van het ter plaatse behandelde woord in voorbeelden te laten zien, en dat het vermelden van zulk een bewijsplaats geen verantwoordelijkheid opleet voor wat er verder in de aanhaling voorkomt? Niet alleen uit een taalkundig, maar ook uit een ander oogpunt, welk dan ook, kunnen er in een citaat de zonderlingste en de meest betwistbare dingen staan. Doch dat blijft buiten het geding. Het is enkel te doen om het bestaansbewijs en het gebruiksbewijs van het in het artikel behandelde woord.
Leiden, October 1928.
A. BEETS.
***