De Stambroeders op Ceilon.
Het Journal der Dutch Burgher Union op Ceilon is ditmaal bijzonder belangwekkend. Ten eerste wegens een daarin opgenomen voordracht van dr. H.U. Leembruggen, die als van een hoogen uitkijkpost het kleurlingenvraagstuk en de wereldpolitiek bekeek. Vervolgens wegens het vermakelijke verhaal van den heer C.A. Lorenz van een reis door Nederland, waarin allerlei Nederlandsche namen en woorden, soms allergrappigst verengelscht, te pas komen. De schrijver maakt menige oorspronkelijke opmerking. Hij stond versteld van de Nederlandsche voorkomendheid: ‘Hun beleefdheid, hun gastvrijheid, hun zorg om het u geriefelijk te maken’, schrijft hij over de Nederlanders, ‘is door geen woorden weer te geven. Gij behoeft hun slechts te zeggen, dat gij vreemdeling zijt en gij gevoelt u onder hen volkomen thuis.’ De merkwaardige voorkeur van ons volk voor al, wat uitheemsch is, kwam hier erg goed te pas! Aan de liefdadigheid, de zedelijke grootheid, de vlijt en den godsdienstzin der Nederlanders wijdt de schrijver zeer vriendelijke woorden. ‘Tracht te treden in de voetstappen uwer voorvaderen’, roept hij tenslotte der Ceilonsche jongelingsschap toe.
In ‘Notes by Niemand’ wordt o.a. de raad gegeven, Fruins boek over het beleg van Leiden naar Ceilon te brengen. ‘Dat moeten onze makkers lezen en bestudeeren’, zegt schr., die er Van der Werffs bekend kloekmoedig woord tot de ontevredenen uit aanhaalt. De gelukwensch wordt vermeld, door ons hoofdbestuur aan den heer W.S. Christoffelsz gezonden bij gelegenheid van zijn gouden bruiloft en de gift van f 800 van een onbekende door bemiddeling van het A.N.V. voor het herstel der oude Hollandsche kerk te Galle overgemaakt. Ten slotte de boekenzending, door ons toegezegd, toen wij van dr. J.A. Prins vernomen hadden, dat de Dutch Burgher Union gaarne een kleine Nederlandsche boekerij zou bezitten. Wij zonden een paar pakjes en de heer Prins kocht zelf ruim honderd boeken van oude en moderne schrijvers, zoodat men voor den eersten tijd genoeg te lezen heeft. De heer Prins sprak in een brief de hoop uit, dat het een en ander zou bijdragen ‘om de bijna vergeten moedertaal te doen herleven’, een wensch waarmee wij hartelijk instemmen.