Neerlandia. Jaargang 32
(1928)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederland.Verzoekschrift.Op 24 November 1927 wendde het Bestuur van Groep Nederland zich schriftelijk tot Z.E. den Minister van Waterstaat in zake de benamingen in het te winnen Zuiderzeegebied, welk verzoekschrift hieronder in zijn geheel is opgenomen.
Aan Zijne Excellentie den Minister van
Excellentie, Uit onze leden kwamen stemmen op, het verlangen uitend, dat bij het geven van namen aan gewesten, gemeenten, waterwegen e.d. in het te winnen Zuiderzeegebied met overleg te werk zou worden gegaan. Ook is het sterke verlangen gerezen, om oude namen te doen herleven en zoo ook het oude ‘Flevo’ op eenige wijze aan het betrokken gebied te verbinden, liefst als gewestnaam, indien daaruit een zelfstandige provincie gevormd werd. Wanneer men nagaat, hoe oudtijds de spraakmakende gemeente opzettelijk of onbewust kernachtige namen wist te vinden voor het aanduiden harer omgeving, daarentegen thans door systematische opzettelijkheid, vooral in de steden, de straatnamen een zekere geestesarmoede verraden, lijkt het gevaar niet denkbeeldig, dat de eisch om tegelijkertijd honderden namen te moeten geven tot eentonigheid of zinloosheid zal leiden. Het is ons bekend, dat dit vraagstuk reeds Uw aandacht had en dat reeds een oplossing gezocht werd in het advies van een algemeen erkend deskundige in de waterstaatkundige geschiedenis van ons land. Deze gedachte lijkt ons zeer gelukkig, alhoewel niet bevredigend op den duur. Wij weten niet, hoever de bemoeienis der Regeering zal strekken bij het naamgeven in het Zuiderzeegebied. Straatnamen zullen wel evenals elders, aan de te vormen gemeentebesturen worden overgelaten. In hoeverre andere plaatsnamen, zooals voor grondstukken, geheel buiten den gezichtskring der Regeering zullen vallen, kunnen wij niet beoordeelen. Toch zou daarbij zekere leiding kunnen worden gegeven. In van oudsher bewoonde gebieden komen tal van kernachtige namen voor als ‘kamp’, ‘nes’, ‘hoorn’, ‘brink’, ‘donk’, ‘loo’, ‘heem’, ‘werf’, enz., en hunne samenstellingen, waarvan misschien een nuttig gebruik zou kunnen worden gemaakt, ook bij die plaatsnamen, welke binnen Regeeringsbemoeienis zullen liggen. Op dit gebied zou naast de waardevolle adviezen van den reeds geraadpleegden deskundige, gebruik kunnen worden gemaakt van de kennis van een filoloog en een geschiedkundige. Deze medewerking is te noodzakelijker, omdat bij elken te geven naam rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid varianten te bezigen of verbijzonderingen, waardoor eentonigheid vermeden wordt. Naar wij vernemen, is indertijd hieraan de gelukkige naamgeving ‘IJmuiden’ te danken geweest, waarin een archaïsch woord als ‘muiden’ herleefd is, noodzakelijk door de samenstelling met het woord ‘IJ’ en dat toch voor allen een verstaanbaren klank behield. Zoo heeft men gedachteloos in jongeren tijd te eenzijdig het vreemde woord ‘kanaal’ gebezigd (zie bijlageGa naar voetnoot1) waardoor eigen sterk beeldende woorden verdreven zijn geworden, zooals ‘gracht’ (Drususgracht), of ‘grift’ en ‘graft’, ‘delft’ (waaraan de stad Delft haar naam ontleent), evenals grachten aldaar en elders, zooals te Haarlem en Vlissingen, en ook Assendelft, ‘zijl’ (Delfzijl), ‘vliet’, ‘vaart’, enz. Nog andere termen als ‘diep’, ‘wetering’, ‘leede’, ‘drecht’, ‘goot’ (zooals bij het Ganzendiep) hebben elk hun bijzondere beteekenis, terwijl woorden als ‘aa’, ‘ee’, of ‘ij’, kort en krachtig voor waterwegen kunnen worden gebruikt. | |
[pagina 25]
| |
Zoo zijn er talrijke namen met sterk beeldende kracht te vormen door woorden te gebruiken, die, al zijn ze niet als gangbare woorden uit het dagelijksche leven in onze woordenboeken opgenomen, toch nog volkomen leven in het deel der taal, dat samenhangt met de benoeming van topographica. Maar daarvoor is noodig, dat men bijtijds het vraagstuk in vollen omvang onder de oogen ziet, opdat zoo mogelijk door een openbaar verslag eener commissie ook alle belangstellenden, en die zijn er vele, hun kennis en hun vernuft kunnen dienstbaar maken aan een zaak, die toch van groot ideëel en aesthetisch belang is. Het is derhalve met aandrang, zij het met de wetenschap, dat Uwe Excellentie zelve reeds in die richting werkzaam is geweest, dat wij Uwe Excellentie eerbiedig verzoeken met dezen wensch te willen rekening houden. |
|