deel uit Aalsmeer, werden met vliegtuig verzonden tot een gewicht van bijna 50,000 K.G. of omstreeks drie maal zooveel als in 1925. Een der zoo belangrijke veilingsvereenigingen, ‘Bloemenlust’, had in 1926 'n omzet van anderhalf millioen gulden, de Centrale Aalsmeersche veiling van meer dan 2,6 millioen. Rond 2 ½ millioen potplanten worden jaarlijks aan de veiling verhandeld.
In de teelt wordt voortdurend meer verfijning gebracht. Mooie kamerplanten als Begonia, Cyclamen, Primula obconica en getrokken planten: Amaryllis, Azalea's, Hortensia's, Clivia's, alsmede palmen en Araucaria's, hebben de eenvoudiger planten van vroeger vervangen. Wereldvermaarde nieuwigheden zijn op Aalsmeerschen bodem gekweekt. De hoogste onderscheiding voor dahlia's werd in Aalsmeer behaald. Naar buitenlandsche tentoonstellingen: Gent 1908 en 1913, Berlijn 1909, Londen 1912 en Petersburg 1914, zonden de Aalsmeersche kweekers gezamenlijk rijk voorziene inzendingen.
Reeds kort na de oprichting der K.L.M. maakten de Aalsmeersche bloemenverzenders van het nieuwe vervoermiddel gebruik. In 1923 begon het eigenlijke geregelde vervoer over de Nederlandsche en de met haar samenwerkende buitenlandsche lijnen; het is in vier jaren vertienvoudigd. Aanvankelijk gingen de bloemen alleen naar Londen en Hamburg, later werden Denemarken, Zweden, Hannover, Pruisen, de Rijnprovincie en zuidelijke Duitsche landen, alsmede Zwitserland in het verkeer opgenomen.
Snijbloemen uit Boskoop ondervinden toenemende vraag uit Duitschland en Engeland, zoodat de omzet op de Boskoopsche veiling in één jaar van 48.000 tot 91.500 gulden is gestegen. Naar laan- en sierboomen was zoo goede vraag, dat niet aan alle bestellingen kon worden voldaan. Een bekend kweeker te Naarden is zoo overkropt met werk als nooit tevoren.
Over de uitbreiding van den Nederlandschen uitvoer van groenten en vruchten verschafte men ons welsprekende cijfers. Wij vermelden daarvan alleen die der jaren 1920: ruim 53 millioen en 1926: ruim 63 millioen om de belangrijke stijging te laten zien. Deze uitvoer ging voor meer dan de helft naar Duitschland, voor een derde naar Engeland. Ruim twee percent van den Nederlandschen grond is met groenten en vruchten beteeld, maar ons landvolk laat het daarbij niet. Er zit goud in den grond, zelfs het op water drijvende Zeeland trekt voortdurend meer de vruchtenteelt tot zich; ook van buiten komen ooftkweekers zich daar vestigen. Verder neemt, vooral op Walcheren, de teelt van groenten onder glas toe. De groententeelt is in het afgeloopen jaar ook in de omstreken van Roermond en Venlo aanmerkelijk uitgebreid. En waarom zou daarvoor in Nederland niet nog veel meer gelegenheid te vinden zijn? Dank zij een voortreffelijk tuinbouwonderwijs kunnen er hoofden en handen genoeg beschikbaar zijn. De bemesting is bijna een wetenschap geworden. En de buitenlandsche tafel is veelal nog schraal van goede groenten voorzien.
(Slot volgt.)