Adressen.
Het Hoofdbestuur heeft de volgende twee adressen verzonden:
Aan
Zijne Excellentie den Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, a.i.
's-Gravenhage.
Excellentie,
In een onderhoud op 5 Mei 1927 besprak onze algemeene Voorzitter met Zijne Excellentie Minister Waszink o.a. de wenschelijkheid van toezicht op de taal in ambtelijke stukken, die openbaar gemaakt worden. De Minister erkende, dat de redactie meermalen slordig en onduidelijk is.
Nu het Hoofdbestuur daaromtrent nader niets vernam, veroorlooft het zich andermaal de aandacht van Uwe Excellentie voor deze zaak te vragen.
Het geldt hier wel is waar niet alleen belangen, ter behartiging toevertrouwd aan het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, maar aan de geheele Regeering, die aan het Nederlandsche volk het voorbeeld behoort te geven in het zoo zuiver mogelijk gebruik van onze mooie taal. Ook mag men aannemen, dat men zich vooral aan het Departement van Uwe Excellentie van dien plicht bewust is en daarnaar handelt. Maar het zal toch, om verbetering te krijgen, noodig zijn, dat een voorbeeld gegeven wordt en daarvoor schijnt het Departement van Uwe Excellentie het aangewezene. Wellicht dat dan een voorstel van Uwe Excellentie, om het toezicht op alle Departementen in te voeren, met goeden uitslag bekroond wordt.
Om tot een besluit en een regeling te kunnen komen, veroorlooft het Hoofdbestuur zich in overweging te geven een proef te nemen. Ongetwijfeld zal de Taalcommissie van het Algemeen Nederlandsch Verbond en met name haar voorzitter, Dr. M.A. van Weel, bereid zijn daarbij medewerking te verleen en.
Het Hoofdbestuur zal het op prijs stellen hieromtrent nader van Uwe Excellentie te mogen hooren.
Aan den Ministerraad,
adres Zijne Excellentie Jhr. Mr. Dr. J. de Geer,
Minister van Financiën, Voorzitter,
's-Gravenhage.
Nu volgens de berichten in de bladen de vereenvoudiging in de spelling van de Nederlandsche taal in den Ministerraad aan de orde is, veroorlooft het Hoofdbestuur van 't Algemeen Nederlandsch Verbond zich hieromtrent zijn standpunt toe te lichten, zooals de algemeene voorzitter heeft gedaan in zijn onderhoud op 5 Mei 1927 met den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Toen liep de bespreking ook over de in te voeren vereenvoudigingen, maar het komt het Hoofdbestuur wenschelijk voor zich daarin thans niet te mengen. Zijn standpunt is uiteengezet in een brief van den algemeenen voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Verbond, dd. 12 October 1926 aan den toenmaligen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Dr. J.Th. de Visser.
Voor het Hoofdbestuur is het thans het voornaamste, dàt er vereenvoudiging komt.
Dit is dringend noodzakelijk, wil het Nederlandsch zijn plaats in de rij der moderne talen behouden en zelfs niet betrekkelijk spoedig tot het Nederlandsch gebied in Europa beperkt worden.
In Nederlandsch-Indië neemt het aantal van hen, die het Nederlandsch willen leeren, in sterke mate toe. Het Gouvernement bevordert het trouwens door goed onderwijs. In de tegenwoordige omstandigheden moet men den drang naar de kennis van onze taal toejuichen. Het is immers voor Nederland van het grootste belang, dat het Nederlandsch in Nederlandsch-Indië in den ruimst mogelijken kring de taal wordt, met behulp waarvan de volken van den Archipel de Westersche beschaving in zich opnemen.
De ingewikkelde spelregels blijken echter thans een groote belemmering te zijn, terwijl juist die regels zoo eenvoudig mogelijk behooren te zijn in het belang van Nederland en Indië beide.
In België is men thans zoo ver, dat 't geen men daar Vlaamsch noemt, feitelijk Nederlandsch is, waaruit volgt, dat het Nederlandsch in het onderwijs en het ambtelijk verkeer de voertaal is, natuurlijk naast het Fransch. Dit wijst dus op een algemeen gebruik van het Nederlandsch en de verplichting, om het Nederlandsch volgens de Nederlandsche spelregels te leeren. Het wordt derhalve ook in België als een noodzakelijkheid gevoeld, dat de spelregels vereenvoudigd worden.
Ook hierbij is een groot Nederlandsch belang betrokken. Verruiming van het gebied, waar het Nederlandsch de algemeen gebruikte taal is, versterkt de positie van onze taal en geeft steun aan de Nederlandsche cultuur. Zij vergroot het afzetgebied van de voortbrengselen der Nederlandsche wetenschappen en letteren en prikkelt tot schrijven in die taal.
Eenigszins 't zelfde als voor Vlaanderen geldt ook voor Zuid-Afrika. Daar heeft men het Afrikaansch als zelfstandige taal uitgeroepen. Misschien zou het daartoe niet gekomen zijn, wanneer de Nederlandsche spelregels eenvoudiger waren geweest, zoodat het Nederlandsch zich naast het Engelsch had kunnen handhaven.
Liet 't zich aanvankelijk aanzien, dat het Afrikaansch volkomen los zou raken van het Nederlandsch, er zijn thans teekenen, die er op wijzen, dat men in ontwikkelde kringen in Zuid-Afrika overtuigd wordt van de noodzakelijkheid het Afrikaansch zoo dicht bij het Nederlandsch te houden, dat het zich uit de laatstgenoemde taal kan voeden.
Om deze beweging te steunen - een plicht voor Nederland, zooals reeds bij de bespreking van het z.g. Vlaamsch werd uiteengezet - zal vereenvoudiging der Nederlandsche spelregels van groot belang zijn.
Het Hoofdbestuur veroorlooft zich mitsdien met aandrang den Ministerraad te verzoeken vereenvoudiging der spelregels