Amerika.
Canada.
Nieuw-Schotland. De consul te Halifax kent niet meer dan ongeveer 4 Nederlanders in zijn gebied, die te Sydney voor het eiland Kaap Breton niet meer dan 25 met 11506 lieden van Nederlandschen oorsprong.
De consul te St. John geeft voor Nieuw-Brunswijk en Prins-Eduardeiland in het geheel geen Nederlanders op.
Voor Quebec worden evenmin Nederlanders opgegeven.
In Montreal vertoeven, voor zoover aan het consulaat-generaal bekend is, 200 tot 300 Nederlanders; hun aantal is zeer afwisselend, daar velen kort na hun komst weer vertrekken, hetgeen ook elders het geval is. De Nederlanders in de stad behooren hoofdzakelijk tot de arbeidersklasse. Over het algemeen bewaren zij hun Nederlandsch karakter, doch de kinderen, al spreken zij meestal wel een weinig Nederlandsch, groeien op als Canadeezen en spreken gewoonlijk Engelsch (en Fransch). Er is een Nederlandsche vereeniging ‘Holland club’, met ongeveer 75 leden, die zich voornamelijk ten doel stelt de bevordering van het gezellig verkeer, en voorts verschaffing van hulp en voorlichting aan landgenooten.
Ontario. Hier bestaat de ‘Holland aid society’ met ongeveer 80 leden, die ten doel heeft, Nederlanders te helpen. De consul te Toronto schat het aantal Nederlanders in zijn provincie op ongeveer 2000, van Nederlandschen oorsprong zouden er niet minder dan 50.000 zijn, voornamelijk in den landbouw werkzaam. Onderling mogen zij hun moedertaal blijven spreken, hun kinderen spreken Engelsch.
Manitoba en Saskatchewan. Men heeft te Winnipeg het ‘Koningin Wilhelmina fonds’ met 15 leden, dat bedoelt hulp en geldelijken steun te verleenen aan Nederlanders en de ‘Nederlandsche Vereeniging’, die ongeveer 40 leden heeft en het gezellig verkeer onder de Nederlanders wil bevorderen.
De officieele statistieken van 1921 vermelden als personen van Nederlandsche afkomst 37367. Zij zijn voornamelijk tuiniers en landbouwers; de meeste Nederlanders behooren tot de volksklasse.
Het antwoord op de vraag, of de Nederlanders hun eigen karakter blijven bewaren, hangt af van omstandigheden. De overgroote meerderheid van Nederlanders woont verspreid over vrijwel alle deelen van de provincies Manitoba en Saskatchewan. Het bewoonde gedeelte dezer provincies is ongeveer acht maal zoo groot als Nederland. Daar de Nederlanders vrijwel overal verspreid wonen en door de groote afstanden niet met elkaar in persoonlijke aanraking kunnen staan, is het voor hen uiterst moeilijk hun Nederlandsch karakter te bewaren. Slechts zij, die met Hollandsche vrouwen getrouwd zijn, blijven hun moedertaal min of meer spreken. De kinderen leeren echter op school Engelsch en spreken het Nederlandsch maar gebrekkig.
De eenige uitzondering hierop vormt de stad Winnipeg en omstreken, waar ongeveer 2000 Hollanders wonen, die hierdoor meer onderling verband hebben en dientengevolge hun moedertaal min of meer blijven spreken. Ook hun kinderen zijn het Nederlandsch veelal beter machtig, dan die der verspreid wonende boeren.
In Winnipeg bestaat een Nederlandsche boekerij, ondergebracht in de Carnegie Library. Van deze boekerij wordt een geregeld gebruik gemaakt.
Alberta. Hier bestaat een afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond met ongeveer 25 leden.
Het aantal Nederlanders bedraagt volgens den laatsten census 9500, meest werkzaam in den landbouw. Hoewel zij meestal als burgers van Canada genaturaliseerd worden, behouden zij hun eigen volkskarakter. Onderling spreken de ouderen Nederlandsch, de kinderen bij voorkeur Engelsch.
Britsch Columbia. Hier heeft men de ‘Holland club of British Columbia’ met ongeveer 90 leden.
In Vancouver wonen ongeveer 300 Nederlanders, in het overige Britsch Columbia ongeveer 150 (3306 van Nederlandschen oorsprong); voornamelijk zijn het boeren, tuinlieden, schilders, timmerlieden en andere werklui. Over het algemeen worden zij Canadeezen, al spreken zij thuis Nederlandsch.