Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
Dietsche Kantteekeningen.Leert denken over de landsgrens heen!Iemand, die zich ‘Ware vriend van die A.N.V.’ noemt, bespreekt in een ingezonden stuk aan het Afrikaansche blad ‘Die Burger’ het eerste onzer beide artikelen ‘De Mondigheid van het Afrikaansch en onze Toekomst’Ga naar voetnoot*). Hij is het met den geest van dat betoog tamelijk eens, maar heeft zich gestooten aan den slotzin, waarin, meent hij, de ‘hoogverwaande impertinensie’, welke de Afrikaners met een ‘soort van kuratele’ bedreigt, weer te voorschijn komt. De schrijver had beter gedaan, ons tweede stuk af te wachten, dat inmiddels verschenen is. Maar dit daargelaten, waardeeren wij ten zeerste een vriendschap, die, het bekende spreekwoord ten spijt, zoo weinig op bekendheid steunt, en ons toch zoo welwillend onze feilen tracht te toonen. Edoch - het verwijt van aanmatiging en van het pogen tot het oefenen van een - even ongepaste als misplaatste - voogdij, is niet nieuw. Maar is het billijk? Praat men daarginds elkaar niet een beetje na? Wij hebben in ons tweede stuk ruiterlijk erkend, dat Nederlanders in Zuid-Afrika veel bedorven hebben. Maar wij hebben ons nu toch baie klein gemaakt. Tot een klompje. Tot menschen. die daarginds niets te vertellen hebben. Die zich dienstvaardig houden en niet meer. Die alleen iets zien, wat (is dit nu weer ‘impertinensie’?) vele Afrikaners niet zien: de bedreiging van ons gemeenschappelijk stambelang. En die dit zien, omdat wij zijn niet een vereeniging van Nederlanders, maar een verbond van Nederlandsche stamgenooten in alle werelddeelen. Onze vriend weet dit niet of miskent het. De strekking van ons betoog was, den Nederlandschen stam te wapen te roepen (natuurlijk alleen in geestelijken zin) tegen zijn grooten en geduchten tegenstander. Dit is geen bijzonder belang van Nederland, maar heel de Grootnederlandsche (of wil men, Dietsche) beschaving is erbij betrokken. Den ‘waren vriend van het A.N.V.’ zouden wij daarom (indien het niet aanmatigend is) evenals onzen landgenooten willen toevoegen: ‘leert denken over de grenzen heen van uw land’. | |
Onze geduchte tegenstander.Tot in Ned.-Oost Indië doet het Engelsch zijn groote macht gevoelen. In de nederzetting der Bataafsche Petr. Mij. te Balikpapan op Borneo is het, naar de heer Elout in een zijner brieven aan het Handelsblad meedeelt, gewoonte, aan gezagvoerders van schepen, uitsluitend Engelsche formulieren voor te leggen en een krani bij hen aan boord te sturen, die, behalve Maleisen, alleen Engelsch spreekt. Nu heeft dat al eens tot wrijving geleid met gezagvoerders van den Rott. Lloyd en toen aan een van hen ten kantore te Balikpapan opheldering werd gevraagd, antwoordde hij (in ietwat kruiïg zeemans-Hollandsch): ‘Ik verd.... het om in een Hollandsche kolonie met een Hollandsche onderneming in 't Engelsch te handelen.’ ‘Bravo, kapitein!’ schrijft Elout, ‘Daar was geen woord.... Engelsch bij!’ Echter werd dit kloeke woord dien kapitein danig kwalijk genomen. De meeste schepen, die aanlegden, waren Engelsch; waarom (zoo redeneerde men bij de B.P.M.) moest er nu voor de Hollandsche afzonderlijke formulieren zijn en een krani, die Hollandsch spreekt? Wat deed dat er nu toe, Engelsch of Hollandsch? Daar hebt gij de Nederlandsche goedmoedigheid weer in haar slappe onverschilligheid voor de Taal, die de sterkste band is voor onzen stam! Is het óók soms aanmatiging, tegen het doordringen van het Engelsch in een Nederlandsche kolonie te waken? Hulde aan den kapitein van den Lloyd! Maar heeft het A.N.V. niet gelijk met te waarschuwen tegen het doordringingsvermogen van onzen geduchten tegenstander? | |
Katholieke eenheid en Vlaanderen.Uit den te 's-Gravenhage gehouden derden Nederlandschen Katholiekendag kan goeds voortkomen voor onze eenheid met Vlaanderen. Terzijde werd een Hollandsch-Vlaamsch Congres gehouden. Let gij op de namen der aanwezigen, dan ziet gij terstond, dat voor- en tegenstanders van het activisme hier werden bijeengebracht. En er is in onzen tijd welhaast geen zoo goed middel tot verbroedering als een congres. Vooral waar Vlamingen aanwezig zijn, doorgaans warmer van temperament, toeschietelijker en gemoedelijker dan wat boven den Moerdijk woont. Maar bovendien: de opzet van het Congres lag er toe. Aan den feestmaaltijd is openlijk gezegd, dat een der bedoelingen van deze samenkomsten geweest is, een Grootnederlandsche eenheid te vormen. Men lette ook op hetgeen prof. Brom in de vergaderingen van den Katholiekendag zeide over de verplichtingen der katholieke Noord-Nederlanders tegenover de Vlaamsche geloofsgenooten; over uitbreiding der middelen van aanraking tusschen Nederland en Vlaanderen. En op het betoog van prof. Brom: dat het doel der vergadering was, uit te zien naar gepaste middelen om de cultuurbetrekkingen tusschen Holland en Vlaanderen (afgescheiden van de politieke en handelsbetrekkingen) te bevorderen. Een voorloopig comité werd gevormd, dat ten doel heeft een blijvend comité te stichten, dat een vast verband beoogt tusschen de Katholieke cultureele vereenigingen in Nederland en Vlaamsch-België. De Haagsche briefschrijver van het weekblad Vlaanderen getuigt: dat de geest der aanwezigen op het Congres, als afdeeling van den Katholiekendag, en op dezen laatsten, alsmede op de navergaderingen en banketten, eene ware openbaring is geweest. ‘Wij hadden niet durven verwachten, dat het stambewustzijn, 't is te zeggen de Grootnederlandsche gedachte, in de kringen, ook de hoogste, van het Congres reeds zoo diep zou doorgedrongen zijn. Dat meenen ook de meeste Hollanders met wie wij gesproken hebben;’ Het is van niet geringe beteekenis, dat het Katholicisme zich aldus openlijk en plechtig verklaard heeft voor een samengaan met Vlaanderen. En een groote voldoening voor ieder die ijvert voor de Grootnederlandsche gedachte, dat deze gedachte bleek, zoo ‘diep doorgedrongen’ te zijn bij de leiders. | |
[pagina 137]
| |
Cultuurwerk in Vlaanderen.‘Er wordt - zoo schrijft V. in De Ploeg - in Vlaanderen nog veel te weinig gedaan aan Nederlandsch cultuurwerk. Tegenover de ontelbare Fransche letterkundige, wetenschappelijke en pseudo-wetenschappelijke, in wezen echter politieke ‘conférences’ kunnen wij niet zoo heel veel stellen. ‘Nederlandsche voordrachten en lezingen zijn de gangmakers voor het Nederlandsche boek, waardoor alleen dat geestelijk leven kan opbloeien Wij kunnen deze demonstratie van de degelijkheid naar buiten van de Nederlandsche kunst en van de Nederlandsche wetenschap niet ontberen, vooral waar op zulke rumoerige wijze voor de vreemde Fransche wordt geijverd. Laat ons het bekennen, er worden veel te weinig voordrachten en lezingen door Hollandsche geleerden in Vlaanderen gehouden.’ De schrijver oppert de veronderstelling, dat Noord-Nederland meer zou kunnen doen in deze richting dan tot dusver. ‘Maar wordt er van Vlaanderen uit wel voldoende op aangedrongen, dat ons deze geestelijke weldaden zouden worden bewezen? En zijn van onzen kant wel alle middelen uitgeput om tot een druk cultureel Hollandsch-Vlaamsch verkeer te geraken? Wij betwijfelen het.... Indien er 'n Grootnederlandschgezind Hollandsch lichaam was dat zich voor de bevordering van dat verkeer wou inspannen, dan zou er met betrekkelijk geringe middelen in Vlaanderen toch ook wel wat te doen zijn, althans veel meer dan nu het geval is.’ Wij noemen dit den spijker op den kop slaan. Hier in het Noorden hooren wij het rumoer, waarmede de Fransche beschaving zich baan breekt; zeer goed voelen wij de noodzakelijkheid eener tegenwerking. Maar de aansporing daartoe mag noch kan steeds van hier komen. Wij dringen onze medewerking niet op. In vele gevallen wordt, naar de schrijver terecht te verstaan geeft, gewacht op den aandrang uit Vlaanderen zelf. | |
Zoo kunnen wij het ook.In ons vorig nummer hadden wij het over kunstmatig opgevoerde oplagen van Fransche boeken. Dat Nederlandsche boeken inderdaad groote oplagen maken bewijst de statistiek in den Jubileum-Catalohus der Wereldbibliotheek (1905-1925), waarin men een opgaaf vindt van 56 harer uitgaven, die het alle tot meer dan 10.000 stuks brachten, eenige tot meer dan 30.000, de Max Havelaar zelfs tot 66.422. |