Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||
Dietsche Kantteekeningen.Waalsche beschaving.De briefschrijver der N.R.Ct. te Brussel meldt, dat de Vlaamsche kruisen, tijdens den oorlog door ‘Heldenhulde’, een vereeniging van Vlaamsche frontsoldaten, op de graven van hun gesneuvelde makkers geplaatst en sedertdien door den dienst der militaire begraafplaatsen verwijderd, thans door denzelfden dienst worden verbrijzeld, om gebruikt te worden voor den aanleg van een grintweg te Adinkerke. Men weet dat een aantal dezer kruisen, naar een teekening van Joe English vervaardigd, en waarop de letters A.V.V. - V.V.K. (Alles voor Vlaanderen - Vlaanderen voor Kristus), in kruisvorm, tijdens den oorlog o.m. op de begraafplaats te Oeren, schandelijk werden geschonden. Het plan bestond, de overgebleven kruisen van ‘Heldenhulde’ bijeen te brengen rondom een reusachtig aldaar op te richten herdenkingskruis, op een stuk grond, dat de trouwe deelnemers aan de jaarlijksche Vlaamsche bedevaart naar de graven aan den IJzer nabij Dixmuiden gekocht hadden. Prof. Daels heeft, als voorzitter van de IJzerbedevaarten, telegrafisch bij het departement van landsverdediging te Brussel, verzet aangeteekend tegen de verbrijzeling van deze kruisen, maar kreeg tot dusver geen antwoord. De bladen hebben wel vermeld, dat het bevel is ingetrokken, maar dit kan het schandelijke feit niet ongedaan maken. | |||||||||||||||||||||||||||
Nederlanders in Argentinië.De Gereformeerde Gemeente te Buenos Aires bestaat 25 jaar, en hoopt dit jubileum op 9 Juli aanstaande feestelijk te herdenken. Tegelijk zal dan een bazaar gehouden worden, waarvan de opbrengst zal dienen tot aankoop van een stuk grond, om daarop een kerk te bouwen. Ons Weekblad schrijft: Op het oogenblik is de toestand der gemeente verre van rooskleurig. Sinds Augustus 1923 is de plaats van voorganger vacant, en de begeerte, om weer een eigen voorganger te krijgen, is natuurlijk groot. De verwezenlijking hiervan stuit echter grootendeels op financieele bezwaren, en de gereformeerde kerken in Nederland zijn wel bereid, hun steun aan de gemeente in Buenos Aires te verleenen, doch daar hun werk zeer uitgebreid is, kunnen zij niet veel doen, en een groot gedeelte zal door de gemeente zelve moeten worden gedaan. De terugkeer van Ds. Sonneveldt uit Nederland heeft weer eenig nieuw leven in de gemeente gebracht. Hij heeft besprekingen gehouden met de gemeenteleden en in die bijeenkomsten is o.m. besloten, dat weer geregeld Zondagsschool gehouden zal worden. Onder leiding van de Heeren D. de Boer en W. Millenaar zal aan de kinderen der gemeenteleden zoowel in het Nederlandsch als in het Spaansch Bijbelsche Geschiedenis worden verteld en zoo mogelijk zal ook het jeugdwerk weer worden aangevangen. Is er belangstelling genoeg, dan zal ook een Nederlandsche Jongelingsvereeniging opgericht worden. Ook daar gaat de drang tot daden weer vooral van één man uit. Moge hij medewerkers vinden met geestkracht en bekwaamheid om den Nederlandschen stam in Argentinië te handhaven! | |||||||||||||||||||||||||||
Zuidafrikaansche oudheden.De heer J.V. Coetzee vraagt in ‘Die Weste’ medewerking tot oprichting van een ‘Voortrekkersmuseum’ te Potchefstroom, de oude Transvaalsche hoofdstad. Daar hoort zulk een museum uiteraard het meest thuis. Met lector A.J.H. van der Walt en de heeren K. Geertsema en Chs. Read heeft hij een comité gevormd, om dit museum op en in te richten. De ‘Historiese Kommissie’, waaruit dit comité ontstaan is, omvat predikanten, studenten, onderwijzers en voorname ingezetenen; de Raad van het Universiteitscollege van Potchefstroom is voogd. Van dezen raad tracht men een jaarlijksche toelage te verkrijgen en van den gemeenteraad een gebouw. De eerste en voornaamste afdeeling van het museum zal moeten bevatten voorwerpen uit het Voortrekkersleven. Hier kan bijkomen een Kaffersafdeeling, daar de Voortrekkers zeer veel met de Kaffers in aanraking kwamen, een Boschjesman-afdeeling en afdeelingen voor de kennis van het vroegere leven aan de Kaap; voorwerpen van krijgsgevangenen uit de Engelsche oorlogen en uit den Opstand, enz. Een verslag vertelt wat er alzoo reeds aanwezig is:
‘Die dooie voorwerpe sal in 'n lewende taal tot ons spreek’, schrijft de heer Coetzee in pittig Afrikaansch, ‘en die Afrikaanse volksgeschiedenis vir ons dierbaar maak. Hulle sal by ons 'n nasionale trots en vurig patriotisme kweek.’ Op zulk een warmen oproep zal zeker een kloek bescheid volgen; ongetwijfeld zullen er heel wat herinneringen aan het stoere voorgeslacht, thans weggesloten of verwaarloosd, langs dezen weg volkseigendom worden. | |||||||||||||||||||||||||||
In Vlaanderen Vlaamsch.Noord-Nederlanders, die dezen zomer onze zuidgrens overtrekken, zullen goed doen, vooraf eens wat Vlaamsch te herlezen: schetsen van Lode Baekelmans, bijv. en de Vlaamsche woordenlijst nog eens in te kijken, die men achterin een werk van Streuvels vindt. En als het kan, nemen zij nog het een of andere middeleeuwsche werk erbij: zij zullen dan zich een genot te meer verschaffen door het kunnen beluisteren van den Vlaamschen tongval, het vergelijken met het oorspronkelijke Nederlandsch, het zich verlustigen in kernachtige uitdrukkingen en aardige zegswijzen. Nederlanders beginnen meer en meer de dwaasheid af te leeren, in Vlaamsch België Fransch te spreken (een dwaasheid, waarmee zij den Vlamingen kwaad doen). ‘Gij spreekt scone Vlaamsch’, zeide eens een oud vrouwtje tot ons, toen wij gewoon Nederlandsch spraken, met verwijdering alleen van in Vlaanderen ongebruikelijke woordvormen en zinswendingen. Wie zich in het Fransch wil oefenen, moet liever wat zuidelijker gaan. Wie de eigen taal spreekt, bemerkt bovendien telkens tot zijn verrassing, dat er zooveel ontwikkelden onze taal zuiver spreken. Een briefschrijver van de N. Rott. Ct. wees daar onlangs op: | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||
‘Vaker ook dan hij ongetwijfeld verwacht, schreef hij, zal de Nederlandsche toerist, die er zich niet voor schaamt in het Vlaamsche land Nederlandsch te spreken, het genoegen mogen smaken, waar zeer vele gestudeerden: geneesheeren, notarissen, geestelijken en andere notabelen in Vlaanderen overtuigde Vlaamsch-gezinden zijn, op een Nederlandsche vraag een antwoord in even zuiver Nederlandsch te krijgen en ook dit kan, als een rustpunt voor het oor te midden van veel nieuws en vreemds, wel iets bijdragen tot het veraangenamen van een tochtje in dit, door Noord-Nederlanders en door de Vlamingen zelf, veel te weinig bereisde land.’ In Vlaanderen Vlaamsch! Als wij willen, dat dit in België een algemeene leus worde, dienen wij haar zelf voor oogen te houden. | |||||||||||||||||||||||||||
Afrikaansche studenten in Nederland.Met groote ingenomenheid lazen wij het laatste verslag van het ‘Studiefonds voor Zuidafrikaansche Studenten’, waarvan voorzitter is dr. J.H. Gunning Wzn., secretaris dr. J.W. Pont. Voor Zuidafrikaansche studenten, die een Nederlandsche universiteit willen bezoeken, zijn beurzen beschikbaar en in ‘De Zuid Afrikaan van 30 April deelt juist dr. D.F. du Toit, secretaris van het ‘Beurskomitee’, de voorwaarden mede, waaronder die te verwerven zijn, alsook de gunstige beschikking van de Ned.-Z. Afr. St. Mij., die behoeftige studenten voor den halven vrachtprijs vervoert. In 1924 voltooiden twaalf heeren hier te lande hun studiën en keerden naar Zuid-Afrika terug. Een vijftal Afrikaners verlieten met den doctorsgraad ons land. Den 23sten Juni promoveerde de heer F.E.J. Malherbe, geb. te Paarl, tot doctor in de letteren en wijsbegeerte aan de Universiteit te Amsterdam op een proefschrift over ‘Humor in die algemeen en sij uiting in die Afrikaanse letterkunde’. De heer S.J. du Toit, geb. te Wolvenspruit, Boshof, werd den 2den October tot doctor in de letteren en wijsbegeerte aan dezelfde Universiteit bevorderd op een proefschrift over ‘Suid-Afrikaanse volkspoesie, bijdrae tot die suid-afrikaansche volkskunde.’ De heer G.T.T. Kikillus, geb. te Mosselbaai, promoveerde den 12den December tot doctor in de godgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te Utrecht met een proefschrift over ‘De invloed van het Christendom op de Romeinsche wetgeving ten opzichte van de zorg voor het kind’; de heer B. de Loor, geb. te Kampen, promoveerde tot doctor in de Wis- en Natuurkunde op een proefschrift over ‘Die hoofstelling van die algebra van intuisionistiese standpunt’ en de heer M.E. Lang aan de Rijksuniversietit te Leiden tot doctor in het Zuidafrikaansche recht op een proefschrift over ‘Codification in the British Empire and America.’ Een groote verrassing, zegt het verslag, werd ons door den heer H.J. Emous bereid, die ons uit de liquidatie van het Chr. Nat. Boeren-Comité f 2018.33 ter hand stelde voor de studie van een Afrikaner aan de Vrije Universiteit. Wij zijn hiervoor zeer dankbaar, al betreuren wij het, dat op dit oogenblik geen Afrikaner aan deze Universiteit in de theologie studeert. Intusschen vernemen wij, dat er weldra twee studenten zullen komen. In deze mannen begroet de Dietsche stam helpers om het stamgevoel te versterken en mede te werken aan de uitwisseling van beschaving tusschen Zuid-Afrika en Nederland. | |||||||||||||||||||||||||||
Het 300-jarige New York en Jubileerende Nederlanders.In 1926 viert Nieuw York zijn derde eeuwfeest: het 300-jarig bestaan van Nieuw-Amsterdam. Tegelijk herdenkt de Netherland Club aldaar haar 25-jarig bestaan. Wij brengen in herinnering, dat ter aanbieding van een gedenkteeken voor eerstgenoemde viering een algemeen Nederlandsch comité is gevormd, bestaande uit de heeren W. Westerman, voorz., P.J. de Kanter, ondervoorz., Gen. A. Hoogeboom, penningmeester en Prof. dr. W. Martin, secretaris. Van het Amsterdamsche comité, dat zich tot dit doel gevormd heeft, is secretaris de heer G.C. Vattier Kraane. Voor Nederlanders, die tijdens dit feest te Nieuw York zullen vertoeven en die aanraking willen zoeken met de Nederlandsche vereeniging, deelen wij mede, dat haar secretaris is de heer H. Crommelin, 3 Gramercy Park Wrest, New York. Toen deze vereeniging in Mei l.l. haar oprichting herdacht met den jaarlijkschen maaltijd, deed de Ned. gezant, Jhr. A.B.D. de Graeff, haar eerevoorzitter, in een toespraak uitkomen, dat men zich niet door de onvermijdelijke bezwaren moet laten weerhouden, toe te treden tot deze club. ‘Er zijn, zeide hij, voordeelen verbonden aan het lidmaatschap van een Nederlandsche club, die men niet dadelijk ziet, doch die later blijken van groote waarde te kunnen zijn. In de eerste plaats is het goed om ten minste ééns in de maand met elkaar saam te eten. Men hoort daar hoe alles in patria reilt en zeilt. De band, die ons allen aan het vaderland bindt, gaat verloren, wanneer wij geen contact houden met het goede Nederlandsche element in New York.’ Onze gezant gaf daar voor alle Nederlanders in den vreemde een algeneenen leefregel aan! Blijft bijeen! Houdt aanraking met elkaar, al is het maar door nu en dan samen te eten! Men leert elkaar nooit beter kennen en waardeeren, dan wanneer men nu en dan tegelijk de beenen onder tafel steekt. | |||||||||||||||||||||||||||
Miangas Nederlandsch gebied.Een Amerikaansch oorlogsschip heeft eens bij vergissing de sterren- en strepenvlag geplant op het eiland Miangas, een der Sangi-eilanden ten noorden van Celebes. De vergissing was begrijpelijk: een Amerikaan is nu eenmaal niet sterk in de aardrijkskunde. Trouwens de fout lag oorspronkelijk bij de Spanjaarden, die Miangas tot de Philippijnen gerekend hadden, toen zij die eilanden in 1898 aan Amerika moesten afstaan. Toen nu Nederland de Amerikaansche vlag in beslag nam, vond de regeering der machtige N.A. Republiek het toch wat bar, een flater van dezen aard voetstoots te erkennen. En Nederland, goedmoedig, stemde toe in een beslissing door arbitrage (Oranjeboek 1915). Terwijl nu dit geschil de gemoederen in Nederland in spanning houdt (ir.) brengt Aneta een bericht uit Batavia, dat in het Landsarchief aldaar een mededeeling is gevonden, die de Nederlandsche rechten op Miangas ten overvloede nog nader bevestigt. Dit eiland heeft, naar uit die stukken blijkt, vroeger toebehoord aan Radja Taboekan, wiens gebied eigendom van den Nederlandschen staat is geworden na de ontbinding van de Oostindische Compagnie. Het blijkt dus wel zonneklaar, dat op Miangas niemand anders te maken heeft dan de Nederlanders. |
|