Neerlandia. Jaargang 29
(1925)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Van Hollanders in Canada.
| |
[pagina 41]
| |
liggen in de oneindig schijnende prairievlakten van Canada, Neerlandia is toch een merkwaardige kolonie. Mij is geen andere kolonie in Canada bekend, die, laat mij het zoo eens zeggen, gesticht is op denzelfden grondslag. Een troepje Hollanders, in Ontario woonachtig, meende, dat in ‘the far West’ de toekomst voor kolonisten helderder was dan in de Oostelijke provincies van Canada. Ontario, Quebec en New Brunswick zijn geen prairieprovincies. Ze zijn bergachtig; de grond, die met onafzienbare bosschen bedekt is, is minder vruchtbaar. Niet zoodra echter onverschrijdt men de grenzen van Manitoba, of het landschap neemt een heel ander karakter aan. Manitoba, met de hoofdstad Winnipeg, is de eerste prairieprovincie. Daarop volgt Saskatchewan en eindelijk Alberta. Dit zijn de drie prairieprovinciën. Westelijk hiervan ligt Britsch Columbia, de bergprovincie bij uitnemendheid. Dat troepje Hollanders uit Ontario, uit niet meer dan twintig personen bestaande, trok dagreizen ver naar het Westen, weerstond de lokmiddelen van spoorwegmaatschappijen en van landagenten, liet de beschaving ver achter zich en vestigde zich in de eenzaamheid met de uitdrukkelijke bedoeling als Canadeezen hun Nederlandsch karakter zoo lang mogelijk te bewaren. Daarom vestigden zij zich niet tusschen kolonisten van anderen landaard, maar bleven bij elkaar. Ze vroegen een heele ‘township’ aan, een stuk land van 36 vierk. mijlen, waarop nog geen kolonisten zich hadden gevestigd. Daar bouwden ze met vereende krachten hun eenvoudige blokhuizen en hun kerk. De regeering gaf toestemming om de kolonie Neerlandia te noemen. Ook in dien naam sprak zich duidelijk uit de wensch der kolonisten, om den band met het moederland zoo lang mogelijk aan te houden. Ds. Jongbloed heeft gedurende eenige jaren de Hollandsche gemeenten van Edmonton en Neerlandia bearbeid. Toen deze predikant vertrok naar New-York (Hoboken), werden beide gemeenten vacant tot 1924. Met verlangen zien de kolonisten uit naar meer Hollandsche gezinnen. Ze wenschen het heele ‘township’ vrij te houden voor landgenooten, die één van zin met hen willen samenwerken, om de kolonie in stoffelijken en geestelijken zin tot bloei te brengen. De grond is vruchtbaar, de enkele bosschen bestaan uit licht houtgewas en zijn niet moeilijk te ontginnen. Het grootste deel van de gronden is prairiegrond. Alle nieuw aankomende kolonisten kunnen rekenen op hulp en steun der opgezetenen. Geldelijken steun kunnen ze niet geven, daartoe zijn ze te arm. De spoorwegmaatschappijen en de particuliere gronduitgevers doen hun best, om nieuw geworven landverhuizers afkeerig te maken van Neerlandia. Daar is voor hen niets te verdienen aan regeeringsgronden. Dat is naar alle waarschijnlijkheid de oorzaak, dat zich zoo weinig nieuwe kolonisten in Neerlandia vestigen. Wanneer de kolonie echter groeit en de kolonisten hun beginsel trouw blijven, dan zal daar in Centraal-Alberta mettertijd een kolonie van Nederlanders gevormd worden, daar hun Calvinistische beginselen er ook toe zullen bijdragen, om de Grootnederlandsche gedachte tot in lengte van dagen levendig te houden. Als Calvinisten moeten ze voeling blijven houden met het moederland. Geestelijk moeten zij gevoed worden door de geschriften, uitgaande van de Calvinistische voormannen, werkzaam aan onze Universiteiten en onze Theologische school. Zoolang ze Calvinisten blijven, zoolang moeten ze den band ook aanhouden. Verliezen ze hun beginselen, gaan ze op in de Engelsche kerken en secten zooals de eenling dat bijna altijd doet, dan wordt ook de band met het moederland losser en losser en de Grootnederlandsche gedachte gaat verloren. De Hollanders in Britsch Columbia heb ik niet bezocht. Er zijn er nog al wat. die echter verspreid wonen. Op Van-Couvereiland woont nog een Hollander, die als predikant ijvert voor de belangen der Hollanders ‘in de verstrooiing’. Hij dient echter een Engelsche kerk. Steun bieden van Holland uit aan de kolonisten gaat moeilijk. Geld kunnen ze allen gebruiken, maar er is geen denken aan, dat wij hier in Holland, Canada mee kunnen opbouwen met ons geld. Maar wij kunnen de Hollandsche kolonies in Winnipeg, Edmonton en Neerlandia steunen door 't zenden van boeken en tijdschriften. Dit zou bijvoorbeeld heel goed kunnen geschieden op dezelfde wijze, als waarop uit Holland de zendelingen in de Oost worden gesteund. Het landbouwbedrijf in de kolonie. Een Hollandsche kolonist laadt tarwe over op een primitieven boerenwagen.
Er heeft zich n.l. een commissie gevormd, die aan belangstellenden in Nederland adressen opgeeft van zendelingen op Java en de buitenbezittingen. Leest iemand een tijdschrift, dat hij, na 't gelezen te hebben, gaarne zenden wil aan een zendeling, teneinde dezen zijn eenzaamheid wat minder zwaar te doen gevoelen, dan kan hij van de genoemde commissie een of meer adressen krijgen, waaraan hij het tijdschrift, dat, of de krant, die hij missen wil, zenden kan. Het groot aantal dankbetuigingen, dat reeds ingekomen is van zendelingen, die op die wijze tijdschriften en kranten ontvingen, bewijst, dat de commissie een heerlijk werk verricht. Ik weet niet, of het A.N.V. ook in die richting werkt. Zoo niet, dan moge ik bij dezen die manier van steunverleening aanbevelen. J.J. LEYS. Het zal den lezers van deze bijdrage genoegen doen te vernemen, dat de Boekencommissie op verzoek van het Hoofdbestuur zich bereid heeft verklaard, naar Neerlandia boeken te zenden. Red. Neerlandia. |
|