Een Eereschuld.
Met warme instemming las ik in het artikel gewijd aan de nagedachtenis van den grondlegger van ons Verbond, Hippoliet Meert, de woorden van waardeering voor zijn echtgenoote, die strijd en leed met hem deelde. Zelf heb ik bij een bezoek, dat ik in 1923 aan het bannelingenpaar in hun eenvoudige woning te Hannover bracht, de gelegenheid gehad de diepte van het - onuitgesproken - leed te vermoeden, dat deze Vlaamsche vrouw in de haar geheel vreemde Duitsche omgeving, ver van haar Vlaamsche Vaderland, moest verduren. De schop, waarmede de Belgische politieman haar wegtrapte van het lijk van haar echtgenoot, stelt ons symbolisch voor den geest, dat deze Vrouw bescherming behoeft en dat het Algemeen Nederlandsch Verbond ook tegenover de Weduwe van Hippoliet Meert een taak te vervullen heeft. De steun, dien het A.N.V. met behulp van een aantal leden aan Hippoliet Meert heeft verleend en verder verleend zou hebben, moge thans onmiddellijk op zijn lijdensgenoote overgaan: allen, die daartoe hun medewerking toezegden, zullen hiermede van harte instemmen en naast hen zullen thans ook andere leden den moreelen plicht gevoelen onverwijld een jaarlijksche bijdrage voor dit doel toe te zeggen. De bezorging zijner begrafenis zij niet onze laatste daad van pieteit tegenover den Grondlegger van ons Verbond.
Utrecht, 12 Dec. 1924.
A.J. van VESSEM.