Dr. De Hartogh sprak voor de vuist op zijne bekende fonkelende wijze. De heer Traus wees met klem op de noodzakelijkheid van een levendig stambewustzijn voor ons Nederlanders in het buitenland.
Het congres was revolutionair in den goeden zin van het woord. De heer Blokzijl had reeds weken lang voor het congres een stel plannen uitgewerkt en in het Bondsorgaan uitvoerig toegelicht, dat zoowel Bond als courant op een gezonder grondslag zou kunnen stellen. Van het Bondswerk had in den laatsten tijd weinig kunnen komen, want de courant had alles opgegeten. En ook de courant stelde veler verwachtingen teleur. Hoe kon het ook anders? Een blad, welks beheer niet commercieel gedacht is, dat zijne medewerkers niet betaalt, gaat op den duur al heel licht kwijnen. Dit geldt zelfs voor een orgaan, dat zooals de ‘Post van Holland’ maar eens in de twee weken verschijnt. Het was dus van het grootste belang den Bond althans tijdelijk van zijn zorgenkind te ontheffen. Dit is, nu het congres na uitvoerige besprekingen, maar met algemeene instemming het voorstel Blokzijl heeft aangenomen, thans geschied. Voor den tijd van één jaar is de ‘Post van Holland’ geheel los van den Bond. De heer Blokzijl heeft menschen gevonden, die voor dit doel van een goed verzorgd Nederlandsch orgaan veel gevoelen, en zich bereid verklaard hebben de bedrijfskosten van het blad een jaar lang te dragen.
De ‘Post van Holland’ wordt op zuiver commercieelen grondslag gebracht en in beheer genomen door eene commissie van uitgave van vijf leden, waarin de geldgevers met twee leden vertegenwoordigd zijn. Eene mogelijke bedrijfswinst draagt de Commissie van Uitgave voor 100% aan den Bond af. Maar het mooiste is, dat de landgenooten voortaan in plaats van een veertiendaagsch blad een weekblad zullen ontvangen. Eene verandering van het grootste gewicht. Want de heer Blokzijl merkte terecht op, dat een weekblad voor de instandhouding van ons stambewustzijn niet tweemaal, maar wel twintig maal zoo veel kan doen als een blad, dat eens in de veertien dagen verschijnt.
Aan den inteekenprijs van het weekblad ‘De Post van Holland’, dat de luttele maandelijksche bijdrage van eene halve mark vordert, is bovendien een kostelooze ongevallenverzekering verbonden, eene bijkomende omstandigheid, die voor de talrijke werkende lezers de bekoring van het nieuwe weekblad sterk verhoogt.
De Bondsvoorzitter en de Bondspenningmeester hebben ambtshalve zitting in de Commissie van Uitgave. Deze afgevaardiging waarborgt de blijvende aanraking tusschen Bond en orgaan, die, al zijn zij thans in geldzaken streng van elkaar gescheiden, toch door hun gemeenschappelijk verleden en hunne gelijke strekking, onverbrekelijk met elkaar verbonden zullen blijven.
De Bond zal dus voortaan de binnenkomende bijdrage voor zich kunnen behouden en kan eindelijk aan den gang gaan om dierbare en reeds lang gekoesterde plannen te verwezenlijken.
De groep Munster kwam op het congres voor den dag met uitgewerkte plannen voor eene jeugdvereeniging, die bij het nieuwe hoofdbestuur in goede aarde viel. Met zulk een vereeniging kan men hier de verduitsching van ons opgroeiend geslacht tegengaan. Er zijn echter nog andere middelen, die daarvoor in aanmerking komen. Mejuffrouw Dr. Blauw sprak het hooge woord uit: taalonderwijs. Met klem wees de spreekster op den plicht, die in dezen op de Regeering rust, welke in het belang van het land de leden der Nederlandsche vereenigingen in staat behoorde te stellen, om buiten de vaderlandsche grenzen les in 't Nederlandsch te nemen. In een land, waar ruim honderdduizend Nederlanders verblijf houden, kunnen gevoeglijk van staatswege eenige leeraren of leeraressen worden aangesteld, op wie de schoone taak zou rusten onze forsche taal bij tal van landgenooten voor vergetelheid te bewaren.
De Nederlanders in Duitschland koesteren ten opzichte van hunne Regeering zoovele vrome wenschen! Een wensch, die wel het allereerst voor vervulling in aanmerking komt, is dat de Regeering aan den beruchten rondzendbrief van 26 September j.l. volgens welke aan onze in Duitschland vertoevende werkeloozen voor het geval zij zich niet bereid zouden toonen in Frankrijk en België werk aan te nemen, geen uitkeering meer zou worden verstrekt, verdere kracht van uitvoering onthoudt. De Regeering is dengenen, die zich terecht tegen zulk een verkapten vorm van verbanning verzetten, reeds in zooverre tegemoet gekomen, dat de bona-fide werkeloozen den steun zouden blijven genieten. Niet duidelijk is het, - en de vertegenwoordiger van den grenscommissaris te Zevenaar bracht het Congres te dier zake ook geen opheldering, of de ‘bona-fides’ al of niet zoo vertolkt zou worden, dat uit eene weigering om naar België en Frankrijk te verhuizen, kwade trouw zou mogen worden afgeleid. Daarom werd eene motie, waarin het Hoofdbestuur gemachtigd werd te dier zake de gewenschte opheldering te vragen, door het Congres met groote instemming aangenomen. Aan de verklaringen van den heer De Groot, den vertegenwoordiger van den grenscommissaris, viel althans te ontleenen, dat voor de ongehuwde arbeiders de zachte dwang om naar België of Frankrijk te vertrekken, onverminderd zou blijven voortbestaan.
De bestuursverkiezingen liepen vlot van stapel. De heer Blokzijl werd geroepen tot de plaats, in welke hij het best zijne ver-strekkende denkbeelden en plannen in de practijk zou kunnen omzetten. Zoo volgde hij als Bondsvoorzitter den heer Overhoff op, welken laatste het congres uit erkentelijkheid voor de voortreffelijke wijze, waarop hij sedert jaren het voorzitterschap heeft waargenomen, het eerelidmaatschap van den bond aanbood.
De heer Schaap uit Krefeld bleef ondervoorzitter. De heer Van Veen volgde den heer Frankemölle, die naar Den Haag verhuisd is, op in het secretariaat, zoodat de Bondspenningmeester Hering en de commissaris Knoops in het Dagelijksch Bestuur als eenige oudgedienden overbleven. Het verdere Hoofdbestuur hield grootendeels de bezetting van het afgeloopen vereenigingsjaar.
Om een vlot verloop van zaken te waarborgen, bleef de heer Overhoff op raad van zijn opvolger voor dien dag congresvoorzitter. Een warm woord van hulde voor het beleid, waarop hij zich van deze vermoeiende taak kweet - het congres vergaderde tien uur lang! - mag hier zeker niet ontbreken.
Met bijzondere ingenomenheid nam het Congres kennis van de aanwezigheid van Jhr. Tjarda van Starckenborg Stachouwer, den gezantsraad, die namens den gezant uit Berlijn naar Dusseldorp was overgekomen om van diens instemming met het hooge doel van de Nederlandsche beweging blijk te geven. Evenals op het vorig congres liet de Nederlandsche Regeering zich vertegenwoordigen door den heer Rienks, hoofdinspecteur van het L.O. De heer Rienks behoorde eveneens tot het tweetal uitgenoodigde sprekers, die zich reeds lang te voren bereid verklaard hadden op het congres een voordracht over een taalkundig onderwerp te houden. Helaas ontbrak de tijd om den heer Rienks nog aan het woord te laten komen. Dit viel zeer zeker te betreuren. Want het had in de aanvankelijke bedoeling van het oude bestuur gelegen het vijfde congres van den N.B.i.D. in hoofdzaak tot een taalcongres te maken. Deze bedoeling werd door den loop, dien de gebeurtenissen onzen Bond betreffende, in de laatste veelbewogen maanden hebben genomen, doorkruist. De dagorde was noodgedrongen wat overvoerd. Geen taal -, maar een werkcongres is er op den 9den November te Dusseldorp gehouden!
De andere uitgenoodigde spreker, de heer Nassau Noordewier, was gelukkiger. Hij smaakte de voldoening, dat zijne voordracht over germanismen voor meer dan de helft ongestoord verliep. Daarna werd verder spreken onmogelijk gemaakt door de schetterende tonen van een blaasorkest, dat over eene onuitputtelijke longenkracht scheen te beschikken. De heer Noordewier, die de mededinging met dit orkest niet geheel aandurfde, was