Hippoliet Meert. †
(1 April 1865-20 November 1924).
20 November was een rouwdag voor het Alg. Ned. Verbond.
Toen ontsliep in den vroegen morgen in het Ziekenhuis te Middelburg de man, die in 1895 te Brussel de schetsteekening ontwierp van het Stamgebouw, dat sedert verrees en waarvan hij tot den noodlottigen wereldoorlog een der trouwste en nooit versagende bestuurders is geweest. Het is een droevige dure plicht dezen grondlegger te eeren, nu hij voor altijd van ons is heengegaan.
De vertrouwden van Dr. Martens, die zijn zieken strijdmakker met zoo groote toewijding heeft bijgestaan, wisten hoe de wetenschap hem nog slechts enkele levensmaanden gaf.
Weder is dan een der onvermoeidste en edelste strijders voor de rechten der Vlamingen in ballingschap gestorven, zonder dat hij na zijn uitwijking in '18 zijn geboortegrond, zijn geliefd Vlaanderen, heeft mogen terugzien.
De Gentsche doodenakker, waar hem door Vlaamsche en Nederlandsche vrienden en vereerders Maandag 24 November een grootsche uitvaart was bereid, welke door de overheid schandelijk werd ontwijd, mocht ten minste zijn stoffelijk overschot ontvangen.
Meert was een man, die - zooals onze eerevoorzitter Dr. Kiewiet de Jonge, in zijn inleiding tot ons Gedenkboek getuigde - nooit uit de zuivere sfeer zijner bedoelingen voor zijn Vlaamsch land en Volk is neergedaald en wiens onverdroten noestheid in de zelf gekozen levenstaak eerbied afdwong.
Na den stoot, dien hij in het Brusselsche Kunstgenootschap ‘De Distel’ in 1895 aan de Grootnederlandsche beweging gaf, stichtte hij in 1896 het maandblad Neerlandia, waarin hij zijn denkbeelden begon te verbreiden en kenmerkend voor het daarin belichaamde streven was, dat het eerste nummer 11 Juli van dat jaar, den verjaardag van den Guldensporenslag, verscheen.
Meert was toen werkzaam bij het middelbaar onderwijs te Brussel, later kwam hij aan het athenaeum te Gent en daar, eerst in de villa Jan Frans Willems, daarna in de ruime woning in de Spiegelstraat 20, ontstond langzamerhand het arsenaal van den Vlaamschen strijd; het werd een toevluchtsoord voor alle Vlamingen, die inlichtingen, troost en steun zochten in hun zware worsteling om zich te midden van vijanden en verbasterde rasgenooten te handhaven en voor hun rechten op te komen.
Veel geschriften zijn niet van zijn hand verschenen. Maar zijn antwoord op Destrée's Lettre au Roi verwierf als Vlaamsch verweerschrift terecht groote bekendheid. En toen de strijd voor de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool een eigen orgaan noodig had, gaf hij enkele jaren ‘De Vlaamsche Hoogeschool’ uit, een maandblad, dat zijn vaardige pen zoo goed als geheel vulde, de pen die dagelijks ook voor de kleine en verwijderde belangen in gestadige werking bleef. Hij was de scheppende en bezielende stuwkracht der Verbondsbeweging in Vlaanderen en - dat is zijn grootsche eer - hij deed alles zonder zich op den voorgrond te dringen als een nederig dienstknecht, die geen eere zoekt maar in liefdevolle toewijding aan het Grootnederlandsch stamideaal zijn grootste voldoening vond.
Wie het voorrecht hadden met hem te mogen medewerken aan de verhooging der zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam, wie hem met den hem eigen grooten eenvoud en stille toewijding zagen arbeiden in zijn geestelijk laboratorium, werden steeds getroffen door de opwekkelijke blijmoedigheid en de groote onbaatzuchtigheid, waarmee hij zijn levenstaak vervulde.
Meert gaf zijn tijd, zijn werkkracht, zijn bezit voor de heilige zaak van Vlaanderen, ten slotte zijn leven, want de harde strijd om het bestaan in Hannover van 1919 tot in dit jaar, heeft dat leven stellig verkort. Het had nog zooveel kunnen verrichten voor de Grootnederlandsche zaak.
Het A.N.V. mocht het dezen zomer eindelijk door veler hulp gelukken Meert een beter bestaan in Den Haag te verzekeren. Het stemt weemoedig, dat het slechts van korten duur mocht zijn.
Als een laatste daad van piëteit besloot het Hoofdbestuur in zijn vergadering van Zaterdag 22 November de begrafeniskosten voor rekening van het A.N.V. te nemen.
Bij de hulde, die wij aan dezen te vroeg verscheiden pionier brengen, gaan onze gedachten met eerbied ook naar zijn trouwe echtgenoote, die hem met nimmer verflauwende belangstelling ter zijde stond, die met hem streed en leed. Zij moge troost vinden in den onvergankelijken naam, dien Hippoliet Meert, met wien zij zoo vele jaren in gelukkigen echt verbonden was, zich in de Grootnederlandsche beweging verworven heeft.