Neerlandia. Jaargang 28
(1924)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
In en om Leuven.Broeders zijn wij naar den bloede,
Van eenzelfden ouden stam.
GER. ISERBYT.
Vroeger, toen de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen, op aanstichting van den Vlaming Dr. Snellaert in 1849 in het leven geroepen, om de twee jaar beurtelings in België en Nederland werden gehouden, nam niemand aanstoot aan deze verbroederingsbijeenkomsten van Nederlanders en Stamverwanten en de staatshoofden der gebieden, waar Nederlandsch mede de landstaal is, lieten zich ambtelijk vertegenwoordigen. De wereldoorlog met zijn staatkundige verwikkelingen en opleving en verscherping van rassenhaat heeft den Nederlandschen stam hevig geteisterd en vooral de Vlaamsche en Afrikaansche takken hebben het zwaar te verduren gehad. De vredelievende samenwerking leed zeer zoowel door gebrek aan eenheid in eigen gelederen als door de vernedering en vervolging, waaraan Vlamingen1 2 3 4 5 6 7
Groep van deelnemers aan het IXde Grootnederlandsche Studentencongres te Leuven 12, 13 en 14 April voor de Sint- Michielskerk. Staande voorste rij middenin: 1. Prof. Scharpé, 2. Ph.R. Botha, 3. L.L.W. van Soest, 4. G. Iserbyt, voorzitter (met de studentenpet), 5. Mr. P.W. de Koning, 6. Jos Vermeulen, 7. Vallaeys, het slachtoffer van den aanslag (zittend de vierde van rechts). en Afrikaners in eigen land bloot stonden, waar de tegenpartij ondanks alle bewijs van het tegendeel het spreken van Nederlandsch en de begeerte naar Nederlandsche cultuur ‘par droit de naissance’ als een politieke aanslag op taal en cultuur der heerschers zijn gaan beschouwen. En zoo kon het dan gebeuren, dat het IXe Grootnederlandsche Studentencongres, 12, 13 en 14 April te Leuven gehouden, met geen ander doel dan zijn voorgangers beoogden, van zekere zijde werd uitgekreten als landverraad; een hotel, waarin Hollandsche afgevaardigden zouden worden ondergebracht, werd vernield; uitdagende pogingen werden aangewend, om de verbroedering der Grootnederlandsche jongelingschap te verstoren en zelfs een Vlaamsch student, de heer Vallaeys, in een bloedig naspel het slachtoffer werd van een laaghartigen aanslag. O bank des doodts, ô zandt!
Waar toe verseilt ons landt!
mogen de Vlamingen Vondel nazuchten. Wat is er dan toch wel gebeurd, om dat ‘razen uit misvertrouwen’ te wettigen? Toen bij de herdenking van het 25-jarig bestaan van het A.N.V. in de straten van Dordrecht Vlaamsche leeuwen wapperden en dansten en de Nederlandsche driekleur naast de Afrikaansche vierkleur werd ontplooid, heeft geen Hollander het in zijn hoofd gekregen daarin een schending te zien van Nederlandsch gebied, noch eenige zucht tot staatkundige uitbreiding. Welk gezond denkend burger van welke nationaliteit ook kan er aanstoot aan nemen, dat Afrikaansche, Nederlandsche en Vlaamsche studenten samenkomen in een academiestad als Leuven, waar men met Nederlandsch overal terecht kan en dat zij voor hun indrukwekkenden stoet uitdragen, behalve hun veelkleurige gildebanieren, de Vlaamsche leeuwenvlag, geflankeerd door 't Nederlandsche en Transvaalsche dundoek, verzinnebeeldend de drieëenheid van den Nederlandschen stam, die ook uiting vond in de zoo herhaaldelijk gezongen en gespeelde Vlaamsche Leeuw, Wilhelmus en Transvaalsch Volkslied! Wij hebben een groot gedeelte van het Congres bijgewoond en ook het landelijk uitstapje naar Tervuren meegemaakt en kunnen verklaren, dat de honderden deelnemers zich voortdurend waardig hebben gedragen. Het Algemeen Nederlandsch Verbond zou trouwens geen steun aan dit Studentencongres hebben verleend, noch afgevaardigden erheen hebben gezonden, als het er niet van overtuigd was geweest, dat hier geen sprake was van een politieke, maar alleen van een cultureele betooging. Men leze er de bezadigde, onpartijdige geschiedenis van de reeks der Grootnederlandsche Studentencongressen in het programmaboek op na, geschreven door den Leuvenschen student Jos. Vermeulen, die zoo sympathiek naast zijn kameraad Iserbyt als leider van enkele vergaderingen optrad. De namen der professoren uit Noord en Zuid, die daarin genoemd worden, het verband met de door het A.N.V. indertijd ingestelde Vacantieleergangen, welke, door den oorlog onderbroken, zoo spoedig mogelijk in eere moeten worden hersteld, 't wijst alles op het streven naar geestelijke ontwikkeling van allen, die behooren tot den Nederlandschen stam.
* * *
Wat nu het Leuvensche Congres zelve betreft, wij achten dit in alle opzichten geslaagd, dank zij de leiders en de gastvrijheid door de Vlamingen bewezen aan de meer dan honderd Nederlanders, die naar de Deylestad waren opgegaan. De geestige studentenrevue ‘in 't vroede, in 't amoureuse en in 't sotte’ had er Vrijdagavond reeds danig de | |
[pagina 69]
| |
stemming in gebracht en bewezen, dat ook Jong Vlaanderen zijn hekeldichters niet ontbeert. Zaterdagmiddag had de ontvangst der deelnemers aanJef van Hoof.
de statie plaats en de ommegang door de stad werd dienstbaar gemaakt aan een huldiging van den jonggestorven dichter Alb. Rodenbach, vóór zijn oude studentenkamer. Op de openingszitting in het Edentheater voerden het woord de heeren Iserbyt, voorzitter van het Congres, L.L.W. van Soest, die den broedergroet bracht van het Dietsch Studentenverbond en Ph.R. Botha namens de Suidafrikaanse Studentevereniging te Amsterdam. Het Alg. Vlaamsch Hoogstudentenverbond bracht zijn groeten bij monde van den heer J. van den Abeele. De eigenlijke openingsrede werd uitgesproken door Dr. J. van de Wijer, professor aan de Leuvensche hoogeschool, die de bijeenkomst schetste als een schakel in de keten der letterkundige, wetenschappelijke en studentencongressen in Noord en Zuid, wier cultureele bedoeling en beteekenis noch te miskennen is, noch onderschat mag worden. De uitvoering van Mr. Van Rossems blijspel Femina, 's avonds in den Alhambraschouwburg gegeven, woonden we niet bij, maar we hoorden haar zeer prijzen. Het uitstapje naar Tervuren, waarvan wij reeds repten, en dat een aangenaam verloop had, dank zij mede het mooie weer, werd 's avonds besloten met een Vlaamschen muziekavond, welke op de eerste plaats een hulde werd aan den schepper van Meivuur, den toondichter Jef van Hoof, die zelf de liederen, welke van hem gezongen werden, begeleidde. Diepe ontroering wekte Rodenbach's Psalm met de slotbede: God, onze Heer, wil 't jong geslacht aanhooren.
Red Vlaanderen uit zijn diepen val,
Zegen den eed door allen trouw gezworen:
Vlaanderen, Vlaanderen boven all
Groote geestdrift wekte ook René de Clercq's reeds populair lied: Daar is maar één Vlaanderen. De eigenlijke beteekenis van het Congres kwam het sterkst uit in de morgen- en middagzitting van Maandag 14 April, waar allereerst het woord voerde Prof. Dr. P.C. Geyl uit Londen over: De politiek van Noord- ten opzichte van Zuid-Nederland, voorheen en thans. Men kent langzamerhand de stellingen van dezen geschiedkundige, die ingaan tegen de school Pirenne en in het bijzonder de Barrière-politiek aanvallen. Wij kunnen er niet aan denken zijn uitvoerig wetenschappelijk betoog te volgen, maar stippen er toch uit aan dat de scheiding van Noord en Zuid in 1830, volgens de oude school een noodzakelijkheid z.i. geen uiting van nationaliteitsgevoel was en dat alle Nederlanders en stamverwanten er van moeten doordrongen worden, dat de Vlaamsche beweging een dam is tegen het gevaar der Fransche overheersching, die de Nederlandsche gewesten door de eeuwen bedreigde en ook meermalen werkelijkheid werd. Advokaat Borginon's rede over de grenzen van het Grootnederlandsch streven sloot zich hierbij aan. Hij betoogde, dat Holland en Vlaanderen elkaar wederkeerig noodig hebben voor hun bestaan, dat verlegging van de Fransche noordgrens dichter bij de Nederlandsche zuidgrens noodlottig zou zijn, ook voor de Nederlandsche zelfstandigheid en drong aan op de grootst mogelijke cultureele toenadering. Deze bekwame woordvoerder der Vlamingen vond ook nog even gelegenheid tot een terechtwijzing aan Neerlandia en wel met betrekking tot de Dietsche Kantteekening: Thuis uitvechtenGa naar voetnoot1). Hij aanvaardt de houding van het Hoofdbestuur van het A.N.V. dat het geen partij kan kiezen tusschen de verschillende stroomingen in de Vlaamsche beweging, maar achtte het daarom te meer gewenscht, dat den Noord-Nederlanders de gelegenheid wordt geboden er kennis van te nemen en Neerlandia ook den plicht heeft zijn lezers onpartijdig in te lichten, met welken wenk de Redactie haar voordeel hoopt te doen. Nog spraken dien dag: de heer L. Simons, die zijn geliefkoosde denkbeelden over volkskracht, reeds vele jaren geleden op Letterkundige congressen ontwikkeld, in een kernachtig betoog ten beste gaf; de heer Ph.R. Botha, die een duidelijk geschiedkundig overzicht gaf van den nationalen strijd der Afrikaners en Dr. Jacob, die in een beschaafd Nederlandsch, dat menig Noordnederlander hem kan benijden, de Vlaamsche ontwaking van het begin der negentiende eeuw af schetste in haar voormannen tot op heden, verwijlend ook bij de slachtoffers der vervolging en onderdrukking na den oorlog. Danie Smal, Zuidafrikaansche voordrager.
| |
[pagina 70]
| |
De redevoeringen werden afgewisseld door ernstige en luimige voordrachten van den Afrikaner Danie Smal, een baie forse kerel ‘wat 'n bars kan kijk’ en ‘so 's 'n klipsteen staan’, gelijk het heet in het bekende lied Trouw van Celliers, en die handig propaganda maakte voor zijn uitgaafje ‘Afrikaansche gedichten met: ik leer Afrikaansch in een uur.’Ga naar voetnoot1) Welk een hoopvolle verwachting klonk er uit de strofen van Keet's lied op ‘Groot Suid-Afrika’: Ek sien wel duisend stede
Verrijs van uit die grond;
Ek sien ons volk tevrede,
Herenig en gesond!
Ek sien die Afrikaner
Regeerder van sy land;
Ek sien die buitestaner
Reik hom die broederhand!
De drukbezochte bijeenkomsten werden besloten met een banket, waaraan velen deelnamen, ook de vrouwelijke jeugd was daar goed vertegenwoordigd. Van de tafelredevoeringen vermelden wij op de eerste plaats het edele woord van Prof. Daels, die niet de boodschap van den haat, - want die beteekent oorlog en oorlog is moord - maar die van de liefde voor het stamideaal bracht. Daarna voerden nog het woord Mr. P.W. de Koning namens den Dietschen Bond, Prof. Scharpé, de vriend der Vlaamsche studenten en de heer Th.G.G. Valette, die nog eens bevestigde, hoe het Hoofdbestuur van het A.N.V. met groote belangstelling den strijd voor eigen taal en cultuur in de Nederlandsche stamgebieden volgt, maar de beproefde taktiek blijft huldigen, dat het zich niet behoort te mengen in den binnenlandschen partijstrijd en dat de zelfstandige onderdeelen van den Nederlandschen Stam baas moeten blijven in eigen huis. * * *
Toen de heer Jos. Vermeulen de middagbijeenkomst sloot, wees hij met voldoening op het aaneengesloten geheel dat de redevoeringen vormden en hij sprak de verwachting uit, dat velen met dieper inzicht in de Grootnederlandsche beweging huiswaarts zouden keeren. Wij gelooven, dat die verwachting niet beschaamd zal worden. Men behoeft het nog niet met aller opvatting eens te zijn om te erkennen, dat te Leuven mannen van kennis en overtuiging aan het woord waren, mannen ook, die geleden en gestreden hebben voor de gemeenschappelijke zaak, wier kern Mr. Borginon zoo juist samenvatte in deze woorden: het gevoel van saamhoorigheid van alle leden van den Nederlandschen stam en het besef, dat wij strijden voor gemeenschappelijke veiligheid, welzijn en cultuur. Omdat op dit plan, waarbij bemoeiing van eenig deel van den Nederlandschen stam met de staatkundige binnenlandsche aangelegenheden van een ander deel is uitgesloten, samenwerking tusschen voorhoede, hoofdmacht en achterhoede mogelijk is, gelooven wij aan de gemeenschappelijke zaak een dienst te bewijzen door met kracht en klem aan te dringen op wederinrichting van de Vlaamsche takken van het Alg. Ned. VerbondGa naar voetnoot2), waarin - dat bewijzen reeds Brussel en Lokeren - Vlamingen en stamverwanten van alle schakeering met elkaar kunnen samenwerken tot geestelijke ontwikkeling in Nederlandschen zin. Van meer dan een invloedrijk deelnemer aan het Congres mochten wij de verzekering ontvangen, dat ze het daarmede eens zijn en er gaarne toe willen meewerken. De deelneming aan dit Congres heeft ons andermaal overtuigd van het groote nut der persoonlijke kennismakingen in een kring van gelijkgestemde genegenheid voor het stamideaal. Geen beter middel is er tot toenadering, tot het wegvagen van misverstanden, tot het overbruggen ook van meeningsverschillen, die in een zoo geschakeerden cultuurstrijd niet kunnen uitblijven, tot het bepalen eindelijk van den middenweg, die de grootst mogelijke eenheid waarborgt. C. VAN SON. |
|