Vlaanderen.
De Distel.
Velen onder de leden van het A.N.V., ook buiten Vlaanderen, die met de geschiedenis van het Verbond bekend zijn, zullen ongetwijfeld met genoegen in de bladen het bericht hebben gelezen, dat De Distel, als letterkundige, of juister nog als kunstminnende afdeeling van Tak Brussel, 9 Februari j.l. weer is opgericht.
Voor Tak Brussel was het een gebeurtenis van belang. Maanden geleden reeds had het bestuur van den tak het plan opgevat De Distel uit de asch van het vooroorlogsche verleden te doen verrijzen, maar tusschen het uiten van den wensch en zijn verwezenlijking bleek een wijde spanne tijds te moeten liggen. De te overwinnen moeilijkheden waren talrijker dan de gewone buitenstaander zich misschien voorstelt en het voorbereidend werk liep ook niet zoo vlot van stapel als men het wel had gewenscht, maar ten slotte mocht het bestuur van tak Brussel toch de vrucht van zijn taaie volharding plukken: De Distel werd geplant in den ouden grond, waarin destijds het eerste zaad van een Algemeen Nederlandsch Verbond was gelegd.
Zoo ving De Distel op een Zaterdag - de overlevering getrouw - zijn werkzaamheden weer aan in de typische vergader-, tevens tooneelzaal, van de oude Vlaamsche herberg De Halve Maan op de Papenvest, in het meest Vlaamschgebleven gedeelte van Brussel.
Hoewel deze eerste bijeenkomst alleen bedoeld was als een begin van aanknooping met het verleden, dat reeds zoo ver achter ons ligt, en slechts punten van zakelijken aard aan de orde waren, was er heel wat belangstelling, toen, onmiddellijk na de opening der vergadering, de heer M.J. Liesenborghs, secretaris van Groep Vlaanderen en van tak Brussel een eerste inleidend woord sprak en daarop een breedgeschetst programma van werkzaamheden ontwikkelde. Na den secretaris sprak de voorzitter, de heer Omer Wattez, de talrijke aanwezigen toe, begroette zoowel de oud-gedienden als de allerjongsten onder de leden en oud-leden, die aan de oproeping van het bestuur gehoor hadden gegeven, herinnerde aan de leus van De Distel: ‘Niet stekelig, maar hekelig’, welke hij in 1924 als destijds, in 1880, in eere wenschte te zien houden en spoorde allen aan eendrachtig samen te werken om De Distel spoedig weer, als voorheen, tot zijn vollen bloei te brengen.
Belangwekkend in de hoogste mate, ernstig en luimig waar het paste, met tal van anecdotische bijzonderheden doorspekt was de toespraak van den heer Johan Kesler. een der oud-gedienden èn van De Distel èn van het Alg. Ned. Verbond. Spreker vestigde de aandacht op het feit, dat De Distel in de jaren '80 te Brussel werd opgericht door een vlaamschlievenden Waal, J.B. Jammoulle. Weldra oefende deze vereeniging een grooten invloed op de ontwikkeling van de Vlaamsche letterkunde. Er zijn slechts weinige namen van Vlaamsche letterkundigen aan te halen, welke destijds niet hun eerste proza of verzen in De Distel kwamen voorlezen.
Iisidoor Teirlinck, Reimond Stijns, Prosper van Langendonck, Emanuel Hiel, Domien Sleeckx, Prayon van Zuylen, Wilford, Wattez, Herman Teirlinck, August Vermeylen, Toussaint, Tsjoen, Ed. Cooreman, Jan Matthijs Brans, Gunzburg, Majoor Van de Weghe, Leefson en nog vele anderen waren vroeger werkzame leden