Meer Hooger Onderwijs in Indië gewenscht?
Onlangs bracht de dagbladpers de mededeeling, dat de plannen der Regeering om over te gaan tot stichting eener rechtskundige Hoogeschool in Batavia tot opleiding van rechtskundigen in Indië in zooverre vasteren vorm hebben aangenomen, dat een onzer Nederlandsche hoogleeraren, Prof. Mr. P. Scholten, naar Indie werd afgevaardigd, ten einde de oprichting van zulk een instelling voor te bereiden.
Zooals met zoovele nieuwe instellingen het geval is, zijn ook te dezen de zienswijzen omtrent het al of niet wenschelijke of noodzakelijke zeer verdeeld. Zulks te eer, daar het tijdstip van oprichting wel al heel ongelukkig gekozen schijnt.
Elk land, dat sterk in ontwikkeling vooruitschrijdt, zal de behoefte gaan gevoelen het onderwijs, - lager, middelbaar, zoowel als hooger - te leiden of geleid te zien in banen, waarvan de richting zooveel mogelijk is gekozen of bepaald wordt door den geest van het volk. In een kolonie is dat natuurlijk ook het geval, al zal men daar bovendien nog rekening hebben te houden met een zekere aanpassing aan het volkseigen van het moederland.
Hoewel het nu in Indië niet wel doenlijk is te spreken van één volk of één bevolking in 't algemeen, omdat de bevolking uit een groot aantal in karakter sterk uiteenloopende groepen bestaat, kan toch wel waarde worden toegekend aan het bestaan, in zekeren zin van een eigen, Indisch of, wil men, tropisch karakter, dat land en volkeren aankleeft. Het groote land Indië toch stelt andere eischen, legt andere verplichtingen op dan een Europeesch land en maakt het noodig, dat in schier elke betrekking eischen gelden, welke van die in Holland te stellen, afwijken, niet alleen, maar deze vrij sterk overtreffen. Vandaar, dat bijna elke opleiding, in Europa gegeven, voor Indië aanvulling behoeft.
Nog om een andere reden kan van een bevolking een zekere drang uitgaan naar onderwijsinstellingen op eigen bodem. En wel, omdat men niet over genoeg ingevoerde krachten kan beschikken voor de bestaande behoeften, of dan wel, dat deze voor de staatshuishouding te duur zouden worden. Wij herinneren in dit verband aan de opleiding van Indische artsen - in den volksmond ‘dokter Djawa's’ genoemd.
Ten slotte kan het zijn een drang om zich tot elken prijs op een onafhankelijk standpunt te willen geplaatst zien, die het streven naar eigen onderwijsinstellingen ten grondslag ligt.
Volgens onze meening is het voor een niet gering deel deze laatste omstandigheid, welke hier in het spel is. Echter, slechts bij kleine deelen van de bevolking.
Elk volk, dat naar zelfverheffing en staatkundige ontwikkeling streeft, dient eigen onderwijs te hebben. Echter, slechts voor zoover daaraan gebleken behoefte bestaat en dan nog tot een peil als waarop het volk, dat van dat onderwijs voordeel moet trekken, op dat oogenblik is geplaatst.
Gaan we nu den stand van zaken ten opzichte van Indië eens na, dan zien wij:
1e. Een overgroot gehalte analphabeten onder de overwegend sterke, inheemsche bevolking. Schatten wij het aantal dergenen, die kunnen lezen en schrijven op 10%. Ons komt dit zeer veel voor.
Van die tien ten honderd der - inheemsche - bevolking volgen slechts zeer weinigen het Middelbaar Onderwijs tot het einde.
2. Voor M.O. en Voorb. H.O. bestaan in Indië 4 H. B S.-Scholen en één klassieke school aan welke Latijn wordt onderwezen. Verder voorbereidend onderwijs (gymnasia of Lycea) ontbreekt geheel.
3e. De rechtspraak in Indië is in handen van in Nederland gevormde rechtsgeleerden met behulp van in Indië opgeleide rechtskundigen. De opleiding dezer laatsten is voor de door hen te bekleeden ambten zeer voldoende.
Op dit oogenblik kan men zoowel uit Holland aangevoerde Meesters in de Rechten, als in Indië gevormde rechtsgeleerden in voldoenden getale krijgen.
Hieraan zij nog toegevoegd, dat de stand van de Indische geldmiddelen, welke het kort geleden voor velen noodig heeft gemaakt, het land in weerloozen toestand te laten, thans zeker niet gedoogt over te gaan tot oprichting van een Hooger-Onderwijsinrichting, waarvan de noodzaak nog niet blijkt en waarvoor het voorbereidend onderwijs zelfs nog niet in voldoende mate aanwezig is.
Wanneer onder dergelijke omstandigheden een rechtskundige H.S. zal worden opgericht, zijn twee gevallen mogelijk.
Of, er komen vele liefhebbers om te studeeren, maar voor hen allen zal, na volbrachte studie, geen werk als rechtskundige te vinden zijn. Zij hebben dan een graad behaald, maar....vinden geen werk, zullen het leger der ontevredenen gaan versterken, er zal, wat men noemt, een ‘rechtsgeleerd proletariaat’ ontstaan, met al de gevolgen van nadeeligen aard, daaraan verbonden. Men spiegele zich in dit opzicht maar eens aan hetgeen Engelsch-Indië ten aanzien van het H.O. te zien heeft gegeven!
Of....er komen niet genoeg studeerenden en de nieuwe H.S. gaat het beeld vertoonen van de Techn. Hoogeschool, waarvoor zich in 1923 14 studenten lieten inschrijven!
In ieder geval doen beide inrichtingen elkaar mededinging aan; want het aantal studeerlustigen in Indië is niet zoo heel groot.
Ten slotte bestaat er nog een ander gevaar; namelijk, dat het diploma, voor de Indische R.H.S. af te geven, daar het niet rust op klassieke vooropleiding, zooals in Nederland, voor niet-gelijkwaardig met het Nederlandsche wordt aangemerkt, in welk geval men tweede-rangsrechtsgeleerden zal gaan vormen in de oogen van een groot deel der bevolking.
Wat de Europeanen betreft, zij, die het maar eenigszins kunnen doen, zullen in Nederland gaan studeeren, zooals nu ook nog steeds Delft wordt verkozen boven Bandoeng En de anderen zullen zich moeten vergenoegen met een opleiding, welke hun niet dezelfde rechten geeft - zeker niet buiten Indië - als aan de van Nederlandsche hoogescholen afkomstigen.
* * *
Vatten wij alles samen, dan komen wij tot ons eindoordeel, dat op dit oogenblik de noodzakelijkheid van een rechtskundige Hoogeschoolopleiding voor Indië niet is gebleken; dat, wanneer daartoe om tegemoet te komen aan de wenschen van enkelen, toch wordt overgegaan, men op de eerste plaats de vooropleiding zal hebben te herzien, ten einde er later voor te kunnen zorgen, dat de verkregen getuigschriften en de behaalde graden geheel gelijkwaardig zijn aan die van de Nederl. Hoogescholen; en....dat men niet meer studenten dient aan te nemen dan noodig zijn, om na volbrachte studie te worden geplaatst in betrekkingen van verschillenden aard.
Gelet op de groote kosten, aan deze nieuwe inrichting verbonden, meenen wij hare oprichting, als zijnde voor het oogenblik niet noodig, voorshands te moeten ontraden.
W.A.T.H.