Neerlandia. Jaargang 27
(1923)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDietsche kantteekeningen.Gent en wij.Een klein berichtje in de Nederlandsche bladen meldde, dat de ‘Nationale Liga ter verdediging van de Fransche Universiteit in Gent’ de stichting overweegt van een instelling voor hooger onderwijs, waar de Fransche leergangen, die aan de Universiteit worden opgeheven, voortaan zouden worden gegeven. Voor de verdedigers der Fransche beschaving in België, wier taak toch al in zoovele opzichten gemakkelijker is dan die van de voorvechters van de Nederlandsche beschaving, wordt aldus een middel geschapen om hulp te bieden. Wat kunnen wij doen? Een Vlaamsche organisatie van dezelfde soort is er niet, kan er moeilijk zijn, omdat de aanval andere middelen vraagt dan het verweer. Wij hadden gelegenheid met eenige Vlamingen over deze dingen te spreken en daarbij trof al dadelijk een verschijnsel ons zeer sterk. Men is zich daar er levendig van bewust, dat de nieuwe toestand groote gevaren met zich brengt. De voorstanders der Fransche Universiteit onder de hoogleeraren van Gent krijgen met deze wet een wapen in de hand tegen hun onwelgevallige stroomingen en men vreest in kringen, die geenszins radicale opvattingen huldigen, dat van dit wapen een ruim gebruik zal worden gemaakt. De slechte ervaringen, die de Vlamingen hebben opgedaan geven reden te onderstellen, dat deze vrees niet ijdel is, hoe onwaarschijnlijk iets dergelijks in Nederlandsche ooren ook moge klinken. Zelfs indien dat niet het geval wordt, beteekent de nieuwe toestand veel minder een toegeving aan de voorstanders der Nederlandsche beschaving dan aan de gedachte der tweetaligheid. Werd die gedachte gelijkelijk aan weerszijden van de taalgrens in daden omgezet, dan zou daarvoor zeer veel kunnen worden aangevoerd. In het Waalsche deel is het hooger onderwijs uitsluitend Fransch, in het Vlaamsche heeft men ondanks de belofte van gelijkheid in rechte en in feite een toestand geschapen, die juist omdat hij den indruk vestigt van een toegeving aan de Vlamingen den strijd voor Nederlandsch hooger onderwijs bemoeilijkt. Wat Franschsprekende studenten van het Vlaamsch moeten kennen voor hun examina is zelfs op papier niet voldoende om daarvan een uitbreiding der kennis van het Nederlandsch te mogen verwachten, terwijl bovendien de kans zeer groot is, dat de hand wordt gelicht met deze dingen. Geschiedt dat niet, dan zou het gevaar vrij groot zijn, dat de toeloop van Franschsprekende studenten naar deze Alma Mater heel wat geringer wordt. Welke organisatie steunt de Vlaamsche studenten in den strijd, die hun te wachten staat? Wie doet voor hen, wat de Nationale Liga voor de Franschsprekenden wil doen? Dat kan het A.N.V. niet doen, omdat het zich dan zou moeten mengen in een binnenlandsche aangelegenheid van België. Komt evenwel een tegenhanger van de ‘Nationale Liga’ dat werk ondernemen, dan zou niets ons en de Nederlanders in het algemeen kunnen beletten daaraan het geestelijk wapentuig te leveren, dat de strijders zullen behoeven, zooals niemand het der ‘Nationale Liga’ euvel kan duiden, wanneer zij voor haar cultureele doel steun aanvaardt uit het kerngebied der Fransche beschaving. De lijdensgeschiedenis van het Nederlandsche Hooger Onderwijs in België is blijkbaar nog lang niet uit. De strijd duurt voort. Dat de Vlamingen het pleit zullen winnen, daarvan zijn wij overtuigd, maar er zal nog meer moeten worden gevergd van hun geduld en van hunne krachten; mogen zij daarbij van dien echt Vlaamschen humor getuigen, waardoor onlangs een Vlaming een Hollander verkwikte, die den eerste zonder zijn schuld heel lang had laten wachten, en daarover zijne verontschuldigingen aanbood. Het goedmoedig antwoord was: ‘Maar mijnheer wat is een uur wachten? Wij Vlamingen wachten al bijna 100 jaar.’ * * * | |
[pagina 125]
| |
Verantwoordelijk reizen.De reis, die een aantal Nederlandsche dagbladschrijvers naar het door den oorlog geteisterde deel van België gaan maken, is reeds vóór het vertrek onderwerp geweest van bespreking in de Nederlandsche pers. Een der aanvankelijk gestelde voorwaarden - het Utrechtsch Dagblad had de noodzakelijkheid daarvan betoogd - dat gedurende de reis Nederlandsch zou worden gesproken, behoefde niet te worden gesteld, de gastheeren zelf hadden in juist besef van de wetten der gastvrijheid, dit als vanzelfsprekend ondersteld. Dat is een zeer belangrijke vooruitgang. Zoowel het feit, dat men aldus de gastvrijheid opvat in België, als de omstandigheid, dat anders de voorwaarde zou zijn gesteld, beteekenen een stap vooruit bij den toestand van voor enkele jaren nog. In het Handelsblad is bovendien de wenschelijkheid betoogd, dat de betrokken dagbladschrijvers met zorg zouden worden gekozen. Niet ten onrechte werd ondersteld dat mogelijke onvoorzichtigheden of fouten van hun kant tegen de Nederlandsche beschaving, dat is tegen de Nederlanders en de Vlamingen zouden worden uitgebuit. Inderdaad is de verantwoordelijkheid der dagbladschrijvers op een reisje in België belangrijk grooter, dan die b.v. zou zijn in Tsjecho-Slowakije. Hier toch zal men zeer waarschijnlijk speuren naar eenig bewijs voor de steeds weer verkondigde stelling der minderwaardigheid van de Nederlandsche beschaving. In zoo ver is het voor ons niet in alle opzichten aangenaam, dat België, nu de franc zoo laag staat, wordt overstroomd door Nederlandsche reizigers uit kringen, waar de buitenlandsche reis niet iets vanzelfsprekends is. In de badplaatsen en de groote steden wemelt het van Nederlanders, wier voornaamste kenmerk nu niet juist is overbeschaving. Het gevaar, dat geheel het Nederlandsche volk zal worden beoordeeld naar deze reizigers is vrij groot, men denke maar eens aan de wijze, waarop hier na den grooten uittocht uit Antwerpen de volksmond de eigenschappen van een deel der ballingen toedichte aan geheel het volk. Voor den Nederlandschen naam is het in dit geval nog minder erg dan voor de Vlamingen, wier strijd voor onze beschaving daardoor wordt bemoeilijkt. Een ander soort pioniers zal weldra in België en Frankrijk waarschijnlijk den Nederlander van een beteren kant doen kennen. De landverhuizing van boerenarbeiders en ook van werklieden in de nijverheid uit den Achterhoek, Overijsel, en de veenstreken, wordt sterk aangemoedigd, en in het bijzonder wordt die gericht naar Frankrijk en België. Ook dit brengt niet het beschaafste deel van Nederland naar den vreemde, maar in zijn werk is dit type Nederlander op zijn plaats. Het feit, dat die niet veel scholing heeft gehad vergroot weliswaar het gevaar, dat zijn taal zal worden verhaspeld, maar wij vertrouwen, dat deze landverhuizers den Nederlandschen naam hier evenmin oneer zullen aandoen als in Canada en Amerika.
* * * | |
Mijlpalen van de baan.We hebben wil van ons hoofdartikel ‘Zelfvernedering’ gehad. ‘Mijlpalen’ is van de baan. Dr. Royaards heeft beweerd dat er nooit ernstig sprake van is geweest. Zooveel te beter. De feestvoorstelling voor H.M. zal nu bestaan in eenige tafereelen uit Vondels Gijsbrecht van Aemstel en Rondom de Kroningslinde, een nationaal tafereel samengesteld door de heeren Charivarius en Cannegieter. Verkades gezelschap zal Schimmels Kind van Staat te Amsterdam en Rotterdam spelen, een Amsterdamsch gezelschap Van Lennep's Amsterdamsche jongen ten tooneele brengen op den nationalen feestdag. De N.V. Vereenigd Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel voert Oranjeklanten op, o.m. te Rotterdam en te Dordrecht. * * * | |
Belangstelling voor Nederland.Het is een bijster opgewekte toon, die het jaarverslag der Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’ over 1922 kan aanslaan. Er is hard gewerkt, en met goeden uitslag. De vereeniging ziet hare inspanning beloond door sympathie in het land, erkentelijkheid in den vreemde. Aan ambtelijke medewerking ontbrak het haar niet, en de kansen, haar daardoor geboden, heeft zij op de gelukkige wijze gebruikt. Zij mag het zich dan ook toerekenen, indien in Amerika de belangstelling voor ons land toeneemt, dat de gevaren, die onze taal op den kansel, in de school in de pers bedreigden, zijn afgewend. De oorlog heeft Nederland in Amerika een veel beteren naam bezorgd en het wordt niet meer met Duitschland verward. De zorg der Nederlanders voor de Belgische vluchtelingen, de ferme neutraliteit, waardig optreden, internationaal rechtsgevoel, en vestiging der hoven voor internationale rechtspleging te 's-Gravenhage, de aanwas der Nederlandsche banken en de groote vlucht eeniger Nederlandsche industrieën, w.o. de Royal Dutch, Jurgens, Philips en de internationale handel en scheepvaart samengetrokken te Amsterdam en Rotterdam, al deze dingen hebben ook in Amerika eene matige bekendheid gekregen. Ook Indië is in Amerika veel meer bekend dan vroeger, den naam van Fokker noemt men er voorts en men spreekt over de droogmaking der Zuiderzee. Kortom in breede kringen is een degelijker kennis van Nederland doorgedrongen. De vertegenwoordiger voor Denemarken kan soortgelijke getuigenis geven. Die in Duitschland gewaagt nog van een verbazingwekkende onkunde over taal, land en bevolking, vooral in de pers aan den dag tredend, welke evenwel van sympathie veelal doet blijken. In Frankfort trekken de colleges in Nederlandsche taal en letterkunde groote belangstelling. Wij kunnen slechts hier en daar een greep doen, uit de talrijke verheugende bijzonderheden, die dit verslag vermeldt. De vertegenwoordigers der vereeniging in Italië en in Zweden konden ertoe bijdragen, dat de Nederlandsche letterkunde meer bekend wordt; bladen in eerstgemeld land en in Duitschland gaven Hollandnummers, ook in Mexico was dat het geval en steeds kon de vereeniging daartoe middellijk of onmiddellijk medewerken. Tal van lezingen, voordrachten met lichtbeelden en vooral rolprentvertooningen gaven in den vreemde meer bekendheid aan ons land, konden dat doen, omdat de plaats van Nederland in de rij der volken is gewijzigd en dientengevolge bestaat er belangstelling. Er zijn er stellig onder de Nederlanders, die ons maandblad lezen, die op de lijst behoorden te staan der leden, thans 1100 in getal, van deze vereeniging, die Grootnederlandsch werk doet, door groot Nederlandsch werk te verrichten. * * * | |
Niet ter dood veroordeeld.Uit een mededeeling van den heer H. Meert blijkt ons dat ook zijn neef, de heer Leo Meert, niet ter dood is veroordeeld. De Belgische regeering is dus wel zeer lichtvaardig met haar beschuldigingen te werk gegaan. | |
[pagina 126]
| |
Nederland op zijn best.Onze vliegers hebben in Gothenburg de eer van Holland prachtig opgehouden. Het zijn: 1ste Luitenant-vlieger Versteeg, Commandant; Luitenants Van Weerden Poelman en Jongbloed, en sergeants Bakkenes en V.d. Griend. De V-vorm, waarin zij hun proeven van bekwaamheid aflegden, was zoo onberispelijk, dat de Noorsche bladen schreven: ‘De Hollanders vliegen als de 5 vingers van één hand.’ Speenhoff voelde er zich door bezield tot een lied: ‘Holland laat je schroeven draaien, Stuur je vliegers in de lucht’, een wijziging op zijn bekend: ‘Holland laat je schepen varen’. * * * | |
Nederlandsch weeshuis.In Neerlandia van November 1906, schreef de vertegenwoordiger van het A.N.V. in Caïro over een belangrijke stichting in Egypte door een Nederlander, den heer Pennings, tot stand gebracht het weeshuis te Calioub. In Bergopwaarts vinden wij thans een uit het Arabisch vertaald opstel, welks schrijver een bezoek heeft gebracht aan dit weeshuis, onder leiding van den heer Pennings. Een vijftigtal jongens van 5 tot 15 jaar is er thans gehuisvest. Des middags had de Arabische schrijver een vergadering meegemaakt van oud-weezen en hetgeen hij daarvan vertelt, vestigt den indruk, dat de heer en mevrouw Pennings niet slechts reden hebben tot dankbaarheid voor hetgeen zij mochten doen voor tal van Egyptische weezen, maar dat deze laatsten hun even erkentelijk zijn voor hun werk, als Nederland den heer Pennings daarvoor zijn moge. Het weeshuis wordt voornamelijk onderhouden door steun van christelijke Kopten. Oud-weezen brengen thans een fonds bijeen, om het, als het einde 1924 zijn zilveren jubileum viert, dichter naar Caïro te brengen, waar het een ruimer arbeidsveld zou vinden. * * * | |
Een cantate.De cantate, die August Heyting en F.E.A. Koeberg hebben gedicht en getoondicht voor het jubileum der Koningin en die een groot aantal uitvoerenden in Den Haag ten gehoore zal brengen, heeft mevrouw Sophie Harper-Monnier vertaald in mooi rhytmisch Fransch. Men hoopt, dat het werk van Koeberg en Heyting daardoor ook voor het buitenland toegankelijk zal worden. Inzoover als dit bij kan dragen tot verhooging van het aanzien der Koningin, van de Nederlandsche toonkunst, of de Nederlandsche dichtkust, zouden wij ons daarover alleen kunnen verheugen. Wij kennen evenwel Koeberg's werk nog niet. Ter kenschetsing van des dichters werk laten wij hier het slotkoor volgen: Jubelt, gij veelgetal,
Duizenden harten all'
Wijd door de wereldhal
Schater' uw schal!
Driemaal klaroengeschal!
Driemaal triomfgeschal!
Koperen monden pal,
Saamdavert all'!
* * * | |
Huldigingslied.Dit kloeke lied van A.E. Dudok van Heel, op muziek gezet door Kor Kuiler en bestemd om 6 September bij de Nationale Betooging te Amsterdam te worden uitgevoerd, is verschenen bij de Firma G. Alsbach en Co. te Amsterdam. | |
Met raad en daad voor volk en stam.De mooie briefkaarten met de gekleurde wapentjes en onze bekende zinspreuk zijn herdrukt. Ze kosten 1½ cent het stuk. Leden bestelt een partijtje en voert er Uw briefwisseling mee, dan verbreidt ge op eenvoudige, gemakkelijke en goedkoope wijze mede de beginselen van ons Verbond. |
|