eenige onbebouwde terreinen overgebleven. Ook staan er hier en daar nog oude huisjes, vreemd in elkander loopende gebouwtjes, die doorloopen tot in de Keeromstraat, een van de oudste straten van het oude Kaapstad. Vele van die huisjes, meestal bewoond door kleurlingen, zijn in de laatste jaren gevallen onder de mokerslagen van den slooper. Het Bestuur van de N.G. Kerk bouwde een hecht gebouw voor zijn kantoren en synodale vergadederingen en doopte het ‘Het Hugenotengebouw’. De groote zaal bleek al spoedig te klein voor de steeds in omvang toenemende synodale vergaderingen.... en het Gouvernement huurde eerst, en kocht later, dit gebouw van de ‘Hollandsche’ Kerk om er het zich steeds uitbreidend Departement van Onderwijs van de Provincie De Kaap de Goede Hoop in te vestigen, terwijl de groote raadzaal, met de daarbij behoorende vertrekken, uitmuntende gelegenheid aanbood voor de periodieke vergaderingen van den Kaapschen Provincialen Raad, die eerlang weer zitting zal nemen onder de leiding van den bejaarden Administrateur, Sir Frederic de Waal, die, na een tijdperk van volkomen rust, weer met nieuwe kracht bezield is. De Kerkeraad heeft nu een van de terreinen in de Koningin-Victoriastraat aangekocht en gaat een nieuw Hugenotengebouw oprichten, een gebouw, dat in alle opzichten voldoen zal aan de gestelde vereischten en ongeveer £ 50.000 zal kosten.
Uit het venster van mijn kantoorkamer in de Queen Victoriastraat zie ik op het dak van een gebouwtje, dat mij reeds jarenlang bekend is. Aan den straatkant kan men op de deur, schemerende door een laag bruinachtige verf nog in witte letters de woorden zien: ‘Algemeen Nederland Verbond, Afdeling Kaapstad en Omstreken’. Dit is het oude ‘Verbondszaaltje’, waar Nederlanders te Kaapstad en hun vrienden de alleraangenaamste herinneringen aan behouden hebben. Hier werden schoone avondfeesten gevierd.... hier vonden de gezelligste bijeenkomsten plaats. Men had er zijn eigen inrichting om koffie en thee te zetten; tooneel, stoelen, alles was er, en 't is nog niet zoo lang geleden, dat de toenmalige penningmeester, de heer G. van Heerde, de Verbondskas te hulp kwam door den verkoop van de oude roerende goederen.... Doch 't zaaltje ging reeds lang geleden voor 't Verbond verloren. 't Moest gebruikt worden als een examenkamer voor muziekleerlingen.... Later weer werd 't 'n model oefenschooltje onder beheer van het nabijgelegen Opleidingskollege en ten slotte was het 'n soort van pakhuisje voor schoolgoederen. Toch bleef het steeds in onze gedachten het ‘Verbondslokaaltje’.
Op de daken van de oude gebouwtjes, die ik uit mijn venster zie, staan kaffers met gereedschappen.... Langzaam, doch stelselmatig beginnen zij hun taak. Zij arbeiden een tijdlang aan een bepaald punt; men ziet niet wat er gebeurt.... doch dan, met donderend geraas, vallen er heele stukken ineen, en aanstonds ziet men hier en daar daklooze kale muren.... het geheele oude buurtje wordt een ruïne en overal ziet men de ontzagwekkend dikke muren verbrokkelen en het door den tand des tijds onaangetaste balkenhout ter aarde vallen. Ik zie ze naderen, de krachten die afbreken, afbreken, omdat het oude moet plaats maken voor het nieuwe, afbreken om aanstonds op te bouwen.... Nu zitten zij op het dak van ‘ons zaaltje’, vlak onder mijn venster en het vandalenwerk neemt een aanvang.... Ik kan het niet helpen; ik moet er van tijd tot tijd eens naar kijken. De leibedekking wordt voorzichtig verwijderd... nu komt het stof ‘door eeuwen saamgegaard’ te voorschijn en stuift hoog op, als verheugde het zich in zijn herwonnen vrijheid. Het geraamte van ontzettend dikke balken komt te voorschijn en verdwijnt zienderoogen... ten slotte de dikke kale wanden.... En ziedaar.... daar zie ik de oude opschriften, sierlijk geschilderd in afgebakende vierkanten op de muren.... Ik lees, en het stemt mij droefgeestig....:
Valt den boom den eersten slag nijet
Daervan is clein swaricheit.
Hij en groeit in enen dach nijet.
Die volhert en wijnt den strijt.
Dof klauwen de pikhouweelen in de oude muren en brokstukken vallen met dof-dreunend geplof neer... Het oude gedichtje is bijna verdwenen.... ‘Daervan is clein swaricheit....’
Nu nadert men aan:
De zorg van een natie voor haar taal
is de waardemeter van haar
vermogen tot zelfstandig bestaan.
Ook deze les ondergaat hetzelfde lot en de blauw bepleisterde stukken muur met de sierlijke letters vallen naar alle richtingen, en ik denk aan de hand, die jaren geleden deze woorden penseelde.... Zullen ze blijven voortleven? Hebben zij hun roeping vervuld?
De taal is gansch het Volk....
is de fiere bewering op een stuk muur, dat nog staat... Welaan dan.... Laat de taal leven.... want zonder een eigen taal geen Volk.... Het stuk muur wankelt en valt dof-donderend ineen.
Doch op deze plaats zal aanstonds verrijzen een nieuw gebouw ter behuizing van de administratie van de Nederduitsch Hervormde Gemeente en een nobele vergaderzaal voor de Synode van dat eerbiedwaardige oude lichaam. Het woord zal voortleven....:
‘Die volhert en wijnt den strijt.’
‘De Taal is gansch het Volk’.
De klanken uit het verleden zullen gehoord worden op die oude plek.
Kaapstad, 29 Juni 1923.
J.L.S.