Pol de Mont gevierd.
Zondag 10 December j.l. was het reusachtige Rubenspaleis te Antwerpen tot barstens toe gevuld met duizenden vereerders van dichter Pol De Mont, die er gevierd zou worden ter gelegenheid van zijn vijf-enzestigsten verjaardag. Zoowel het strijdende als het letterkundige Vlaanderen had zich bij deze hulde aangesloten en ook Nederland had zich niet onbetuigd gelaten. Dr. Herman Poort was er naast Mr. Jozef Muls en Lode Baekelmans en onder de ingekomen telegrammen van sympathie las men zoowel de namen van prof. Aug. Vermeylen, Mr. Julius Hoste, Dr. Kamiel Huysmans, Emiel Hullebroeck als van Prof. Kalff, Herman Robbers, Louis De Vries en het bestuur van den Haagschen tak van het A.N.V.
Nadat gedichten van den gevierde waren voorgedragen, Herman Poort den groet van de letterkundigen uit het Noorden had gebracht en Mr. Muls den grijzen Vlaamschen voorman ook namens het jonge, radicaal-Vlaamschgezinde Vlaanderen had gehuldigd, nam Pol De Mont zelf het woord. Hij zeide niet te weten, hoe of waar hij het ooit verdiend had, aldus te worden gehuldigd.
‘Ik was,’ aldus spreker, ‘een Vlaming, geboren uit Vlaamsche ouders en voorouders; dat ben ik omdat ik niet anders zijn kan en ik verdien daarvoor geen dank.
De eenige dank, dien ik misschien verdiend heb, is die, dat ik alle ontgoochelingen heb willen slikken, die een dichter in Vlaanderen te slikken krijgt en waarvan de voornaamste is, dat de Vlaming zijn dichters niet leest.
Pol de Mont.
Deze hulde moet terug vallen op al wie de schoonheid schept en lief heeft en geniet. Wordt één met de Schoonheid, riep ten slotte De Mont uit, en tot weerziens: binnen 35 jaar!’
Een koor hief De Mont's ‘Lied van het Recht’ aan, waarna de plechtigheid, die ruim drie uur had geduurd, met een feestmaal werd besloten.