Neerlandia. Jaargang 26
(1922)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Een Scheiding.De Studentenafdeelingen hebben zich afgescheiden van het Alg. Ned. Verbond. Deze afscheiding is aan het Hoofdbestuur in een zeer matig gestelde motie meegedeeld, aan de pers echter in termen, die een onjuisten indruk geven van het gebeurde. Het Hoofdbestuur ziet in het verlaten van het ouderlijk huis en het op eigen wieken willen gaan drijven een zuivering van den toestand, hoewel het liever gezien had, dat zoodanige zuivering zich binnen het Verbond voltrokken had. Om deze eindelijke breuk goed te begrijpen, moet men een terugblik werpen in de geschiedenis van het Verbond, in het bijzonder van de Studentenafdeelingen. Er was een tijd, vóór den oorlog, dat de jongelui kloek samenwerkten met het Hoofdbestuur. En de studenten deden mooi werk, vooral Leiden en Amsterdam. Herinneren we alleen maar aan de zeven Vacantieleergangen, de uitgave van de Studieboekenlijst, de aanstichting tot de uitgave van den Liederbundel door Fl. v. Duyse. Maar in Studentenafdeelingen vooral heeft elke vereeniging, meer dan in zijn burgerafdeelingen, te kampen met voortdurende bestuurswisseling. Studenten moeten voor hun examens werken en, als ze een paar jaar zich eens krachtig voor het vereenigingsleven hebben gegeven, oordeelen ze, dat nu jongeren aan de beurt moeten komen. Die dan echter niet altijd de geestdrift hadden, welke de eerste studentenleiders tot mooi werk bracht, geheel in de lijn der Groot-Nederlandsche beweging. En dan zakte plotseling zulk een krachtige afdeeling in elkaar, want een vereeniging is als een krant, vaak één mijnheer. Zoo zijn de bloeiende Studentenafdeelingen Leiden en Amsterdam, honderden leden tellend, te niet gegaan en de in den oorlog opgerichte nieuwe te Amsterdam en Leiden brachten het niet verder dan tot een paar dozijn leden. Delft maakte een uitzondering en kon de laatste jaren op meer dan 200 leden bogen. De zes in het begin van dit jaar nog bestaande Studentenafdeelingen Amsterdam (Sted. U.) Amsterdam (V.U.), Delft, Groningen, LeidenGa naar voetnoot1) en Utrecht telden bij de opheffing samen 366 leden, dus niet 500, zooals in de mededeeling in de pers stond.Ga naar voetnoot2) Studenten schikken zich vaak zoo moeilijk in een reglementair verband en sturen b.v. telegrammen van gelukwensch of protestbrieven naar het buitenland, zonder voorafgaande goedkeuring van het Groepsbestuur, wat in strijd is met art. 16 van het ook hen bindende Groepsreglement,Ga naar voetnoot1) en nemen dreigende moties aan - zeer goedkoope middelen, die voor daden moeten doorgaan en waarvoor het heele Verbond zoo licht verantwoordelijk wordt gesteld. Ook daarom is de afscheiding der studenten en hun zich zelfstandig vereenigen in een Dietsche Studenten-Organisatie ook voor hen een zuivering. Zij zullen voortaan geheel verantwoordelijk zijn voor eigen woorden en daden en kunnen toonen, dat ze alleen meer tot stand zullen brengen dan in het Verbondsgareel. De Studentenafdeelingen hebben niet ingezien, dat in elke organisatie mag worden verlangd, dat, wanneer men na eerlijken strijd verliest, men heeft te berusten of heen te gaan zonder beleedigende kritiek, eenvoudig op grond van onoverkomelijk verschil van meening.
* * *
De oorzaak der afscheiding moet voornamelijk gezocht worden in den moeilijken toestand, waarin het A.N.V. met zijn ver over de grenzen gaande belangen in den wereldoorlog is gekomen en in de staatkundige politiek der Vlaamsche beweging, die tot een twistappel is geworden. Dat het Verbond vóór den oorlog niet alles voor de stambelangen zou hebben gedaan, wat in zijn vermogen was, kunnen alleen zij ontkennen, die volslagen onbekend zijn in de geschiedenis onzer beweging of haar opzettelijk willen verdraaien. De aanvallen op het Verbond zijn na 1914 hoofdzakelijk gekomen van degenen, die het Verbond met geweld in een richting wilden drijven, die het volgens woord en wezen zijner Statuten niet mocht inslaan en die het tot werktuig zouden hebben gemaakt van een bepaalde partij. Wil het zich als Algemeen Stamverbond handhaven, dan dient er voor alle Vlamingen en Afrikaners plaats te zijn. De herleefde Tak Brussel, die al meer dan 300 leden telt, en de bloeiende Afdeeling Kaapstad, toonen dat het kan. Dat voorvechters van een bepaalde richting over die welbegrepen neutraliteit door de leiding gehandhaafd, ook omdat Afrikaners en Vlamingen meermalen te kennen hebben gegeven baas te willen zijn in eigen huis en niet door de leiding in Nederland bedild te willen worden, zich verbolgen toonden, is verklaarbaar; dat zij zich daardoor lieten | |
[pagina 86]
| |
verleiden tot onwaarheden en beleedigingen, tot het in het leven roepen van legenden over slap-, werkeloosen wormstekigheid strekt hun niet tot eer. Herhaaldelijk werd in Neerlandia aangetoond, dat zelfbewust een weg niet inslaan of een daad niet volvoeren, omdat men ze verkeerd en in strijd met de beginselen acht, geen slapheid is, maar van meer moed getuigt dan blindelings naar voren stormen, om maar indruk te maken. Toch gingen zekere elementen in het Verbond, waaronder enkele studenten, voort telkens op nieuw het afgezaagde liedje van slapheid, verwaarloozing, werkeloosheid, duffe boel enz. tot vervelens toe te herhalen. Op de algemeene vergadering van Groep Nederland, 27 Nov. 1920 te Amsterdam, kwam zelfs de heer E.A. Hofman, de aanvoerder van nog geen paar dozijn Amsterdamsche Studenten (de Hoogeschool telt ± 1600 studeerenden) onverhoeds met de onbewezen en door en door onware beschuldiging, dat het Hoofdbestuur brieven uit Vlaanderen over de herinrichting der Groep onbeantwoord zou hebben gelaten. Wel was het na den oorlog een voorzichtig tasten, om de uiteengeslagen troepen en de te niet gegane organisatie weer op de been te helpen, zoo dat weer het algemeene stambelang boven partijverdeeldheid als grondslag voor nieuwen bloei kon gelden, maar het Hoofdbestuur was het lichaam, dat heeft moeten wachten en wachten, herhaaldelijk moest aandringen om weder een begin te maken ondanks samenspreking van het D.B., met vertegenwoordigers van verschillende Vlaamsche richtingen, waaronder de bereikbare drie oud-hoofdbestuurders. Het deed wat het onder de gegeven omstandigheden doen kon, steunde waar mogelijk, gelijk het in den oorlog tal van geïnterneerden en Vlamingen in de verstrooiing heeft gedaan. Men kan dat alles in Neerlandia nalezen, maar de oppositie las die berichten blijkbaar niet, loochende ze om de legende maar te kunnen volhouden: Het Verbond doet niets.Ga naar voetnoot1) Zoo hardnekkig, dat de Amsterdamsche studenten op de laatste Groepsraadsvergadering van Groep Nederland 22 Jan. te Utrecht gehouden weer hun kracht zochten in een motie, ditmaal tot verhooging der minimum-jaarbijdrage tot vier gulden,Ga naar voetnoot2) met een toelichting vol onjuistheden, waarin in letterlijken en figuurlijken zin veel dikke woorden werden gebruikt. Enkele voorbeelden: Het begint met het legende-deuntje: ‘Sedert een paar jaar hebben de klachten over de onvoldoende werkdadigheid van het A.N.V. onafgebroken elkander opgevolgd. De gegrondheid van deze klachten is door velen, en in bepaalde omstandigheden door de leiding zelf erkend.’ Men lette op woorden als ‘onafgebroken’, ‘velen’ e.d. Als er niet snel ingegrepen werd, zou het Verbond ‘aan den rand van den afgrond’ komen. Dat ‘niet een enkel punt van het uitgebreid programma van het A.N.V. met voldoende kracht’ wordt nagestreefd, werd een ‘niet al te gewaagde’ bewering genoemd. De tijdsomstandigheden, de algemeene malaise, die de menschen van belangstelling in vereenigingszaken tijdelijk vervreemdt, ontging den bedillers als voorname oorzaak. Het bestaan van vereenigingen als Nederland in den Vreemde, Oost en West en Tucht-Unie werd het Bestuur der Groep Nederland voorgehouden als een bewijs, dat het zijn plichten schromelijk verzaakt had op haar bijzonder gebied. Wisten de jongelui niet, dat Nederland in den Vreemde zich wendt tot de vreemdelingen, terwijl het A.N.V. zich tot Nederlanders en Stamverwanten richt, dat hun bedoelingen dus zeer uiteenloopend zijn, hoewel ze waar mogelijk samenwerken; dat Oost en West met zuiver koloniale doeleinden ongeveer gelijktijdig is opgericht als Groep Nederland van het A.N.V. (1899) en dat de Tucht-Unie mede een stichting is van... het A.N.V.Ga naar voetnoot1)? Voorts werd beweerd, dat de leiding niets had gedaan om den aanval op het Verbond van ‘La Politique’ van 3 April 1921 af te slaan. Het Hoofdbestuur gaat in het algemeen de aanvallen van Fransch-Belgische stookbladen met minachtend stilzwijgen voorbij. Dat het Hoofdbestuur voor 't overige niet meer voor onze eer en goeden naam zou opkomen, zooals de studenten beweren, is weder in strijd met de feiten. Mogen wij even herinneren aan: Hoofdartikel ‘De Zwarte Week’ tegen de inbeslagneming van onze schepen door Amerika (April no. 1918). De uitgaaf en verspreiding, ook in een Fransche en Engelsche vertaling van het vlugschrift: De aanval op Holland (1919-'20). Hoofdartikelen van Dr. Colenbrander over Nederland en België en de Wielingenkwestie (Jan. no. '19 en Juli no. '20). Zeeuwsch Vlaanderen en Limburgs Recht. Artikelen van Ds. Pattist en Jhr. Michiels van Kessenich (Jan. '19). Hoofdartikel Gewroet (Mrt. no. '19). De schitterend geslaagde Vaderlandsche betooging te Utrecht 14 Maart 1919. De rondzendbrief aan al onze verbindingen over de wereld, tweemaal zelfs (1919 en 1920), om nieuwe samenwerking tot stand te brengen na de verbreking van zoovele verbindingen door den oorlog.Ga naar voetnoot2) Punt 8 van de vragenlijst luidde: Hebt U gelegenheid in de pers op te komen voor de eer en goeden naam van ons volk en onzen stam? De verbetering der positie van de Nederlandsche loodsen, waarvoor het Verbond, in het bijzonder zijn tegenwoordige voorzitter, zoo krachtig is opgekomen (1921-1922). De kleine verweerstukjes, o.m. tegen de Flandre Libérale en de Alliance Française noemen we maar niet. Zal men nu van ongelijk overtuigd zijn? Wat baten kaars en bril
Als de uil niet zien en wil.
‘Studiebeurzen voor Vlaamsche en Afrikaansche studenten worden niet verleend.’ Dat het A.N.V. het Studiefonds voor Z.-Afr. studenten steunt, werd er niet bij vermeld. Zoo gauw onze fondsen het toelaten - en tot versterking kunnen alle leden, ook de beste stuurlui die aan wal staan, veel bijdragen - zal het Hoofdbestuur gaarne weder studiebeurzen inrichten, zooals het vroeger wel voor Westindische jongelieden beschikbaar stelde. De noodtoestand der Boekencommissie werd alweer tot een aanklacht tegen het geheele Verbond gemaakt, hoewel het Hoofdbestuur jaarlijks met f 2400.- steunt, geen klein bedrag bij een matig inkomen, terwijl het Hoofdbestuur in de gelegenheid was, om, toen de Boekencommissie moest stilliggen, hare taak op beperkte schaal over te nemen en aan vele aanvragen te voldoen op eigen wijze. Aan de Afr. scholen in Rhodesia kon ondanks de aansporing der Afd. Delft geen steun worden verleend, aldus beweren de studenten, terwijl zij in Neerlandia hadden kunnen lezen - maar daaruit haalden ze alleen, wat hun in hun kritikasterskraampje te pas kon komen - | |
[pagina 87]
| |
dat dit onderwijs drie jaar lang telkens met f 600.- werd gesteund. Dat het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres gedurende 8 jaren lang niet is gehouden, is ook al weer de schuld van het A.N.V. Wie de geschiedenis dezer Congressen kent - maar de heeren studenten, althans die, waarmede het A.N.V. de laatste jaren kennis maakte, schijnen te denken, dat de geschiedenis bij hen bgint - weet, dat het A.N.V. er uit is voortgekomen, maar dat ze - hoewel er een losse band bestond - niet van het A.N.V. uitgingen, wel van een bestendige Commissie, vermeld nog in het laatste no. van Neerlandia. En wie zou het deze Commissie kwalijk nemen, dat ze in en na den oorlog met de troebele verhouding tusschen Noord en Zuid en de verdeeldheid der Vlamingen onderling nog geen lust gevoelde tot wederinrichting? Toch heeft het Hoofdbestuur uit belangstelling de Haarlemmers, die aan bod waren in 1914 toen de oorlog uitbrak, reeds gepolst en is in de richting van herstel werkzaam. Nog meer fraais zouden wij uit het geschrift kunnen opdiepen, o.m. de zelfbewuste fraze: ‘Wij studenten, hebben een tijdlang gehoopt gesteund te worden in ons pogen het A.N.V. mede in het rechte spoor te leiden’, (b.v. door slecht of heelemaal niet af te dragen, zal de penningmeester van Groep Nederland er stellig bij gedacht hebben.) En toch heeft op de Utrechtsche vergadering de zeer tegemoetkomende en door de studentenorganisatie, behalve door den heer Hofman gul aanvaarde houding van het Groepsbestuur bij monde van den heer Lugard een vergelijk tusschen burgers en studenten bewerkt en de in uitzicht gestelde steun is verleend. Was dat soms het verkeerde spoor? Over dat z.g. rechte spoor gaat de heele strijd. Het Hoofdbestuur oordeelt, dat de studenten sedert den oorlog op een verkeerd spoor waren; de studenten, of laten we zuiverder spreken van eenige studenten - want er zouden nog wel verstandiger studiegenooten blijken te bestaan, als er een referendum werd gehouden - oordeelen, dat het Hoofdbestuur niet den rechten weg bewandelt. Nu beiden het over de juiste richting niet eens kunnen worden na zoo talrijke schermutselingen en de jongeren daarin reden vinden om tegen beter weten in alles van de ouderen af te keuren, is het maar beter, dat partijen uiteen zijn gegaan, dat er een zuivering heeft plaats gehad, hoezeer de ouderen den tijdgeest, die jongeren waardeeringloos doet staan tegenover ouderen, betreuren, omdat zij de frischheid, die van jonge geestkracht zonder betweterij kan uitgaan, niet miskennen en noode missen. Bij slot van rekening zijn onze idealen toch gelijk en is er alleen verschil over de middelen en de richting om ze te verwezenlijken. Wellicht dat we gescheiden meer nut doen dan vereenigd. Mogen de studenten de sterke beenen blijken te bezitten, noodig om de weelde van zelfstandigheid te dragen. * * *
Het bovenstaande was reeds gezet, toen ons een artikel uit Minerva onder de oogen kwam over de Groot-Nederlandsche Studentenbeweging en de afscheiding. Daarin worden wederom eenige grieven van ouden datum naar voren gebracht. Dergelijke grieven, die gebeurtenissen gelden, welke zijn voorgevallen onder een Hoofdbestuur, dat sedert dien zeer gewijzigd is samengesteld, als reden tot afscheiding te gebruiken, schijnt ons onredelijk. Wij kunnen daarop derhalve niet ingaan. Wel wenschen wij iets te zeggen over de beginselverklaring en het werkprogramma der studentenbeweging, die in hetzelfde stuk worden aangegeven, luidend:
‘Haar streven zal vooral zijn om daar, waar door de historische ontwikkeling het Nederlandsche taalgebied zijn staatkundige eenheid heeft verloren, de natuurlijke banden, die ontstaan door eenheid van taal, te versterken. Haar kracht zal zij putten in het bewustzijn harer leden, dat zij tegenover de Nederlandsche cultuurgemeenschap plichten hebben te vervullen.’ ‘Ter opwekking van het eenheidsbewustzijn kan de nieuwe vereeniging’ - in samenwerking met andere studenten-organisaties - ‘voortaan de Groot-Nederlandsche Studenten-congressen organiseeren. Zij kan bevorderen het reizen van Vl. studenten naar Holland en van Holl. studenten naar Vlaanderen; sprekers kan zij uitwisselen; aan het welslagen van Vacantiecursussen kan zij medewerken. Ook voor de leerlingen der middelbare scholen in Vlaanderen (Athenaea) zal zij nut kunnen hebben door ginds het Hollandsche kampeerwezen te introduceeren. Verder kan zij begunstigen de studie van Vlamingen aan Hollandsche universiteiten; zij kan helpen aan de verspreiding van Nederlandsche wetenschappelijke producten aan de hand van een uit te geven lijst van Nederlandsche studieboeken.’
Dit alles kan, dunkt ons, evengoed gebeuren op het terrein van het A.N.V. en is ook herhaaldelijk gebeurd. Ook hier blijkt dus weer, dat de beginselen dezelfde zijn, maar dat sommige studenten de voorkeur geven aan het werken in die richting in eigen organisatie, wat geen reden behoeft te zijn om een vijandige gezindheid aan den dag te leggen, veeleer om te trachten, waar gewenscht, samen te werken, anders plukken de vijanden der Vlaamsche en Afrikaansche beweging de voordeelen van verdeeldheid onder de Groot-Nederlanders.
HET HOOFDBESTUUR. |
|