Een bestaansvoorwaarde voor het A.N.V.
Het jaarverslag van het Hoofdbestuur heeft eenige afzonderlijke beschouwingen over den geldelijken toestand van het Verbond in uitzicht gesteld.
De ernst van dezen toestand en de noodzakelijkheid van spoedige en afdoende voorziening noopt tot een krachtig woord, dat nu eens niet alleen gelezen moet worden, maar ook ieder lid moge overtuigen van de noodzakelijkheid, om eens eindelijk tot daden te komen. Niettegenstaande eene versterking der middelen sinds 1920 met meer dan f 10.000.- door de verhooging van den regeeringssteun en de rente van het door den heer Van Son met niet genoeg te waardeeren ijver bijeengebrachte Steunfonds, is de geldelijke toestand van het Verbond zeer ongunstig.
De rekening en verantwoording over 1921 geeft een tekort van f 3263.93 en de oorzaak daarvan berust alleen en uitsluitend bij de leden. Het Hoofdbestuur heeft helaas al het mogelijke moeten doen, om dit tekort niet grooter te doen zijn, door bezuiniging: De propaganda kon slechts op uiterst bescheiden wijze gevoerd worden, tal van aanvragen om steun voor arbeid in het buitenland zijn geweigerd moeten worden, het werk der Boekencommissie heeft eenige maanden stilgelegen, van uitbreiding van het personeel, hoewel dringend noodig, is afgezien moeten worden, evenals van verhooging der salarissen.
Het Hoofdbestuur heeft dus het zijne gedaan, zij het tot zijn leedwezen, - en de leden - -? Zij hebben het Hoofdbestuur daartoe gedwongen. Aan de oproeping tot verhooging der jaarlijksche bijdragen hebben slechts zeer weinigen gevolg gegeven. Van de propaganda, die ieder in eigen kring zoo gemakkelijk voeren kan, hebben wij bijna niets gemerkt. Wel daartegenover, dat velen meenen, dat, als het op bezuinigen aankomt, het A.N.V. wel het eerste is, waarvoor men bedanken kan. Dezulken beseffen de beteekenis niet van eene vereeniging als het A.N.V., dat pas in de laatste plaats zijn leden recht geeft om te vragen: wat krijg ik voor mijn lidmaatschap? Die beteekenis hier nog eens uiteen te zetten, is niet de bedoeling. Wij mogen veronderstellen, dat ieder, die het laatste verslag gelezen heeft, daarin die uiteenzetting gevonden zal hebben.
Het ergste is het gesteld met die leden, die hunne eenmaal op zich genomen verplichtingen niet nakomen. Na ruime afschrijvingen, een gevolg mee van den oorlog, is het bedrag der achterstallige bijdragen nog niet minder dan f 4000.-. Daarbij zijn er van leden, die geregeld Neerlandia ontvangen en schijnen te meenen, dat anderen dit maar voor hen moeten betalen. Er zijn afdeelingsbesturen en vertegenwoordigers, die de onbeleefdheid hebben op onze brieven eenvoudig niet te antwoorden, die jaren en jaren achterstallig zijn in hunne afdracht en maar net doen, of zij niet begrijpen, dat zij hierdoor niet alleen aan ergerlijke nalatigheid schuldig staan.
Deze dingen moeten eens ernstig en ronduit gezegd worden. Volstrekt niet, om iemand persoonlijk onaangenaam te zijn; daarvoor stelt het Hoofdbestuur te zeer prijs op allen, die het Verbond willen steunen, - maar omdat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Laat nu ieder, die dit leest - afdeelingsbestuurder, vertegenwoordiger, lid - de hand in eigen boezem steken en zich afvragen niet alleen of hij nalatig is, maar ook wat hem te doen staat. En dan hebben de nalatigen op de eerste plaats al hunne achterstallige verplichtingen aan te zui-