in afhankelijkheid van Engeland, betoond in zoo onvolprezen mate van zelfverloochening, dat de wedergade ervan nimmer en nergens gevonden is. Vóór het sluiten van den vrede van Vereeniging was De Wet de laatste aanvoerder, die daartoe bewogen moest worden, die, schier stervend van smart over den smaad der overgave, wegkrimpend onder het nameloos leed, dat uitlaaide in de onsterfelijke woorden van den edelen De la Rey: ‘Gij spreekt van geloof - wat is geloof? Heere, Uw wil, niet mijn wil geschiede!’ - het zwaarste offer zijns levens gebracht heeft.
De Wet heeft het langst van de oude leiders zijn taak volvoerd. De la Rey werd ontijdig uit het leven weggerukt, Botha was tot zijn dood de gevierde Britsche minister, De Wet, de derde van de beroemde trits, die zoovele ouderen van ons gekend, gezien en gesproken hebben, en van wie de jongeren gehoord hebben als de meest roemruchtige vertegenwoordigers van het Hollandsche ras in Zuid-Afrika in dien oorlog op het eind van de negentiende eeuw, De Wet was bestemd om haast nog grooter beproeving te dragen nà den oorlog. In de rebellie van '14 verhief hij zich na lang en ernstig beraad, werd mede rebel, nagejaagd, schier doodgejaagd en gevangengenomen, in den tronk geworpen en veroordeeld - zestig jaren oud, maar nòg een jong kerl, ongebroken en onverzwakt van geloofsovertuiging voor zijn goed recht: ‘Hul het my vir ses jaar gevonnis, maar dis is jammer, dat hulle my nie vir twaalf of dertien jaar gestraf het nie, want dit sou nog meer gehelp het om my volk aanmekaar te ruk.’ Zelfs was hij ontstemd, dat zijn vrienden wisten te bewerken, dat hij geen ‘bandietpak’ hoefde aan te trekken......
Na elf maanden op parool vrijgelaten liet hij geen gelegenheid ongebruikt om zijn volk de verheven geschiedenis der vaderen voor te houden en - evenals President Kruger - de Afrikaners te bezweren de heilige tradities van hun ras ongerept te bewaren. Hoe treffend getuigde hij daarvan aan het graf van zijn welbeminden President Steyn op 3 December '16, en sinds dien nog zoo vele malen. ‘De Wet’ - zoo getuigt de kort geleden verschenen levensbeschrijving van hem - ‘was die ongekunstelde man van die breë vlaktes, wat leef in die sedes en aspirasies en godsdiens van die Voortrekkers.’
Goed en bloed heeft hij op het altaar des vaderlands geofferd - nog in de rebellie verloor hij een zijner zonen - doch nooit heeft het hem doen aarzelen welken weg hij moest inslaan, wijl zijn geweten en zijn vroom gemoed hem duidelijk en onweerstaanbaar tot gids strekten. En nu hij gestorven is, klinkt daar uit het graf van den grooten Afrikaanschen vaderlander, tegelijk waarschuwend en
DE WET ALS BOERENGENERAAL.
toch verzoenend, zijn krachtig en waarachtig woord tot zijn volk:
‘Werk, terwijl dit dag is, maak groot die volk van Suid Afrika - dit kom nie daarop aan van watter afkomst nie, solank hulle Suid Afrika as hulle land beskou.’.....
In de Geschiedboeken van den Dietschen Stam zal de naam van Christiaan de Wet met gulden letteren gegrift worden.
Hij ruste in den vrede, dien hij bij zijn leven nimmer gezocht heeft....
VAN EVERDINGEN.
Beyers-oord, Bilthoven.