Van Tante-Betjestijl en dat
Lieve Mevrouw,
Uw brief en de mijne aan T. kruisten elkaar; waarin ik haar schreef (dat) ik a.s. Donderdag naar H. ga logeeren, en ik met mijn neef over.... zal spreken. Nu weet ik echter nog niet of U een ‘geele’ of groene... wenscht; ik zal u echter van daar dadelijk schrijven, ook de prijs. Het veroorzaakt mij volstrekt geen last, en vind ik het altijd prettig, (dat) ik voor een ander wat kan doen; T. had ik in een half jaar niet gezien en vind ik (dat) ze er slecht uitziet. Sedert?... woon ik te G., maar woont hier mijn broer ontzettend stil... Misschien ik tot Vrijdag bij mijn zuster logeer, enz.
Een dame zond deez' lieven brief
Verzocht niet eens: ‘Neem toch voor lief,
Hoe ik mijn taal bemin.(?)
Ik schrijf maar, zooals ik nooit spreek;
Dat werd te deftig, niet?
Dat heeft toch de allergrootste leek
Voorwaar reeds lang bespied.
Het woordje dat is mij te duur:
Dat spaart me heel wat inkt;
De Tante-Betjestijl - hoe zuur! -
Maakt, (dat) een zin nooit hinkt.
Misschien ik nog eens later pen
In taal, (die) u nog niet kent;
Want, (dat) ik mijn Neerlandsch meester ben,