Algemeen Beschaafd.
Met deze woorden drukken sommigen sedert enkele jaren uit, wat zij bedoelen met het beschaafd gesproken Nederlandsch.
Meermalen had de T.C. het plan, hierover haar meening eens in Neerlandia te uiten, doch, zooals het meer gaat, ze had het plan en daarbij bleef het. Nu echter de heer S. te Gr. er onze aandacht weer eens op vestigt, wil de T.C. deze gelegenheid aangrijpen, ten einde het bekende ‘van uitstel komt afstel’ althans hiervoor onwaar te maken.
't Gaat eigenaardig met dat beschaafd Nederlandsch (en Fransch, Engelsch, Duitsch, Russisch, enz., enz.??) Het zou de T.C. buitengewoon aangenaam zijn, als ze eens van een ter zake kundige mocht vernemen, aan welke stellige eischen het gesproken Nederlandsch in de eerste plaats moet voldoen om beschaafd te heeten. De T.C. weet wel, dat ze, herhaaldelijk hoort, dat dit of dat woord, deze of die uitdrukking niet beschaafd klinkt; dat deze of gene nog hoorbaar spreekt met een klankwijziging (vooral bij klinkers en tweeklanken, ook bij een enkelen medeklinker), die herinnert aan de streek of de ouders, waaruit zoo'n spreker afkomstig is. En steeds meent de T.C. dan te hooren, dat zulke menschen, al is de klank hunner woorden iets verschillend van dien hunner hoorders. toch niet als onbeschaafd sprekenden worden aangemerkt. Zouden we heusch een Fries en Groninger, die zoo sterk de n bij de werkwoorden laten hooren, onbeschaafd Nederlandsch sprekenden durven noemen? Of een Limburger, die de g voor verhemelteklinkers tot een bijna palatale (verhemelte) j maakt? Gezwegen nog van de eigenaardige klankverschillen bij klinkers en tweeklanken. En zouden we niet beschaafd Nederlandsch durven noemen, als een Nederlandsch kind, dat enkele jaren na zijn geboorte voor het eerst in Nederland komt, onze v en z, alsook oe anders uitspreekt?
En, zooals het met de klanken is, is het met de woorden en uitdrukkingen. Wat de een als (zeer) onbeschaafd voelt, is den ander al beschaafd, terwijl men van beiden zegt, dat ze zich beschaafd of onbeschaafd uiten. O.i. is dat beschaafd Nederlandsch een zeer vage benaming. Bepaalde kenmerken zijn er niet voor. Van ons standpunt zouden wij zeggen, dat beschaafd Nederlandsch, allereerst zoo veel mogelijk vrij moet zijn van vreemde woorden en uitdrukkingen en dat verder voor beschaafd Nederlandsch alleen kenmerken bestaan, die in afkeurenden zin worden gebezigd.
De ondergeteekende veroorlooft zich als voorzitter van de T.C. nog de volgende mededeeling. Dezen zomer bracht bij eenige weken in het dagelijksche gezelschap van een uit Rusland gevlucht Nederlander door.
Deze heer, die over de kennis van eenige talen beschikt, had in Rusland (behalve in zijn ouderlijk huis) steeds Russisch gesproken. Toen ik hem vroeg, of de Russen ook spreken van beschaafd en niet beschaafd Russisch, gaf hij mij ten antwoord: ‘Och, bij alle volken is dat natuurlijk hetzelfde, maar je kunt nooit zeggen, wat