Neerlandia. Jaargang 25
(1921)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDelft.Woensdag 24 November j.l. bood deze afdeeling haren leden een Kunstavond aan, gewijd aan de jonge Zuidafrikaansche dichtkunst en aan de muziek, die de toondichter Wierts uit Den Haag daarvoor geschreven heeft. De Zuidafrikaner Van Bruggen uit Amsterdam heeft over de dichtkunst van zijn land gesproken; mevrouw Deys - Draayer (mezzo-sopraan) uit Rotterdam, benevens het a cappella koor ‘die Haghe’ uit Den Haag hebben Afrikaansche liederen gezongen, terwijl de heer Wierts daarbij zijn eigen scheppingen op de piano heeft begeleid. De avond was mede toegankelijk gesteld voor nietleden tegen betaling; het batig slot, zal, vermeerderd met eenige vrijwillige bijdragen, worden overgemaakt aan het Comité voor Nederlandsche kinderen in den Vreemde. | |
's-Gravenhage (Jgl.-Afd.).Nieuw Bestuur, A.A. de Vos van Steenwijk gen. v. Essen, Ieplaan 21, voorzitter; A.H.M.v. Weel, Helenastraat 46, 1ste secretaris; mej. J.K. Oudendijk, Gerard Reynststraat 52, 2de secretaresse; B.A. Otten, Pieter-Bothstraat 13, penningmeester; mej. De van Eck, Verhulststraat 18, ondervoorzitster; mej. J. Coops, Regentesselaan 256 en mej. H. Raedt van Oldenbarnevelt, Tasmanstraat 204. | |
Studentenafdeelingen.15 Jan. j.l. had in Den Haag een algemeene besturenvergadering plaats, waar alle universiteitsleden vertegenwoordigd waren. De Heer H.G.C. Cohen Stuart trad af als voorzitter van het Algemeen Bestuur der Stud.-afdeelingen van Groep Nederland. De nieuwe voorzitter sprak tot hem enkele woorden van hulde en dank voor wat hij gedaan heeft voor de opbeuring der Stud.-afdeelingen, een werk indertijd door hem alleen begonnen, deze talrijke en eendrachtige bijeenkomst mocht hem de verzekering geven dat er sinds zijn optreden iets veranderd was. Het Algemeen Bestuur werd samengesteld als volgt: L.L.W. van Soest, voorzitter; E.A. Hofman, secretaris Nassaukade 174, Amsterdam; J.J. van Wouw, penningmeester. In de middagvergadering werden o.a. besproken de zeer moeilijke geldelijke toestand van de stud.-afd. en het Groot-Nederlandsch studentencongres in dit voorjaar te Delft te houden. | |
Nederland op zijn best.De Spijkerrit, door een auto van de fabriek Trompenburg volbracht heeft in heel de wereld bewondering gewekt en wordt algemeen als een technische overwinning beschouwd, waarmee de Nederlandsche nijverheid alle landen op dit gebied achter zich laat. De Spijker-wagen legde in 34 dagen 30.000 K.M. achter elkaar af, een afstand gelijk aan drie kwart van den omtrek der aarde. Als niet een kleine herstelling die slechts 13 gld kostte noodig ware geweest, zou een volkomen onafgebroken rit zijn volbracht. Geen wonder dat de Engelschen spreken van ‘the wonderfull Spijker’.
De bekende ontdekkingsreiziger Dr. Carl Lumholtz, die zich voor een tocht naar Nederlandsch Nieuw-Guinea voorbereidt heeft het volgende verklaard: ‘Mijn honing schaf ik mij uit Holland aan, evenzoo de cacao, die daar voortreffelijk is, om niet te spreken van de geconserveerde levensmiddelen voor de tropen bestemd, die gewoon onovertroffen zijn.’
Onder leiding van de Nederlandsche ingenieurs van Ekster en Van Lidth de Jeude is te Tsjifoe, aan de stormachtige, onbeschutte noordkust van Sjantoeng gelegen, een nieuwe haven gebouwd.
Op het postcongres te Madrid deed Uruguay een voorstel om z.g. vredespostzegels uit te geven: ‘blauw met het beeld der gerechtigheid, rood met de beeltenis van Hugo de Groot, groen met het beeld van het op de Andes opgerichte Christusgedenkteeken’. Helaas werd dat voorstel niet aangenomen, om dat ‘het ieder land vrijstaat, de teekening voor zijne postzegels naar eigen goeddunken te kiezen.’ Maar het voorstel zelf was reeds een groote hulde aan onzen grooten voorzaat. | |
[pagina 22]
| |
Er is meermalen op gewezen, dat bij het hooger onderwijs, en in de techniek in het algemeen, zooveel buitenlandsche werken worden gebruikt. Daarom maken wij met ingenomenheid melding van het standaardwerk: Zuiger-Stoomwerktuigen, dat ir. G. Brouwer, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft bij Nygh en Van Ditmar's Uitg. Mij., Rotterdam deed verschijnen. Niemand minder dan F.v.I. (prof. ir. F.K.Th. van Iterson?) schrijft over dit werk in ‘De Ingenieur’, (Jaargang 1921 No. 1.) o.a.: ‘Hiermede is het eerste standaardwerk in de Nederlandsche taal op het gebied der werktuigbouwkunde in het licht verschenen’, hierin (is) de kennis en ervaring bijeengebracht, die een hoogleeraar door jarenlange literatuurstudie, onderzoek van machines, gedachtenwisseling met de beste constructeurs, door toetsing aan de praktijk van zelf ontworpen constructies kan verzamelen.... de eerste fabrikanten (stelden) hun constructie-teekeningen te zijner beschikking. Blijkens de platen en beproevingsuitkomsten, in dit werk vermeld, mag ons land, wat den bouw van stationaire machines betreft, met eere worden genoemd. Het stuk levenswerk van Brouwer, dat voor ons ligt en dat beter is dan soortgelijke boeken, waarover buitenlandsche constructeurs beschikken, zal maken dat in het ontwerpen van stoommachines Nederland vooraan kan blijven. Wanneer die ingenieurs, in verantwoordelijke betrekking aangekomen, dit boek blijven gebruiken, zal de inrichting der Nederlandsche schepen als voorbeeld strekken. Brouwer zal er op die wijze toe hebben bijgedragen om onze industrie een voorsprong te bezorgen.’ |
|