Zuid-Afrika.
Zuid-Afrikaansche Brieven.
Onlangs hield de heer J.A. Valks, M.A., onderwijzer aan de Hoogere Oost Eindschool, alhier, een lezing ‘Iets over de Afrikaansche Taal’ voor de Nederlandsche Vereeniging te Pretoria.
De heer Valks behandelde hoofdzakelijk de verschillende hypothesen omtrent de wording der Zuid-Afrikaansche Taal. In den loop der jaren heeft zich een nieuwe taal gevormd uit het Nederlandsch. Reeds een kleine honderd jaar na van Riebeek begon de wijziging, en de geleerden zijn 't over de oorzaak niet eens. Dr. Hesseling beweert, dat het Maleisch-Portugeesch den grootsten invloed heeft gehad, doch zeer duidelijk toonde spreker de zwakke punten dezer hypothese aan. Het gedeelte der slavenbevolking, dat Maleisch-Portugeesch sprak, bestond voornamelijk uit Compagnieslaven, die aan de kust bleven wonen, en dus weinig invloed konden hebben op de vorming der taal. Indien deze Compagnieslaven aan de burgers werden verkocht, leerden ze Hollandsch, omdat de omgangstaal Hollandsch en niet Maleisch-Portugeesch was.
Tegen de stelling van de geleidelijke ontwikkeling uit het Nederlandsch voerde spreker aan, dat de tijd te kort was en het verschil tusschen de beide talen daartoe te groot is.
Verder behandelde spreker nog de kombuistaal- en aanpassingstheorie, en kwam tenslotte tot de conclusie, dat al deze stellingen een punt gemeen hebben n.l. de invloed van het Hollandsch van slaaf of inboorling op het Nederlandsch. Het bevreemdde spreker, dat die gemeenschappelijke factor, die allen noemen, en waarvan ze dus het gewicht ook hebben moeten voelen, niet verder ontleed is. Spreker zeide, niet te willen beweren, dat dit de eenigste stuwkracht zou zijn in het proces van de Afrikaansche Taalwording. Ook de invloed van het oudere Hollandsch, de zeemanstaal, het Fransch en Duitsch, het Hottentotsch en andere inboorling-talen, de invloed van den bijbel, het wereldverkeer in de oude dagen, het klimaat, later het Engelsch en nog veel meer invloeden hebben het hunne ertoe bijgedragen om het Afrikaansch te vormen.
Het is ondoenlijk om de zeer belangrijke lezing van den heer Valks in haar geheel te behandelen, daarom gaf ik slechts den hoofdinhoud weer.
De spreker eindigde met de woorden: ‘Vooral in de laatste jaren hebben Afrikaansche schrijvers bewezen, dat hun taal, het Afrikaansch, welke factoren ook al hebben bijgedragen tot haar wording, zich tot een kultuurtaal ontwikkeld heeft, waarin alle roerselen der menschelijke ziel weerspiegeling kunnen vinden.’
Een heel belangrijke vraag, naar aanleiding van deze lezing is, hoe het standpunt is en behoort te zijn van hier gevestigde Nederlanders tegenover het Afrikaansch. In een volgenden brief hoop ik hierop terug te komen.
D. FRAAY - TEN BOKKEL HUININK.
Pretoria, 10 Nov. 1920.