Neerlandia. Jaargang 24(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Wij en 't Wilhelmus. Uit ondoordringbre diepten klonk Een stem, die met een hol gebonk 't Verschrikte mensdom wakker dreunde. Het was of heel het aardrijk wanklen ging. Of 't al vergaan zou, waar de mens aan hing: Hij kromp ineen en steunde. Wat heilige verering vond En vast als marmerzuilen stond Bij wat op aarde leeft en was en worde, De aloude maatschappij, waar elk voor boog, Zij wankelt: uit de diepten doemt omhoog Een nieuwe wereldorde. Geen overleverde oppermacht Geeft eerbied wie op 't nieuwe wacht; Grondvesten, zelfs der oude wereld, scheuren En hooploos zien de angstvalligen het aan, Dat heel die stille vrede moet vergaan: Zij kunnen niets dan treuren. Wie in die nacht geen uitkomst ziet En vreest al wat daar woelt en ziedt En uit de diepten op komt wielen, Hij zal staan beven, als het nieuwe 't wint, Hij slaat aan 't schreien als 't ontstelde kind: Hem zal de tijd vernielen. Wij willen niet angstvallig zien Naar wat deez' wilde tijden biên, Wij gaan de toekomst in met vol vertrouwen. Wij zijn een eenheid. Wat men ook verguist, Eén lied niet, dat door Neerlands zielen bruist; 't Wilhelmus van Nassouwen. Uit tijden van beroering klinkt Het albezielend en doordringt De zielen ook van wie 't niet willen eren. Het oude en 't nieuwe bindt dat lied aaneen: Het was in leed en vreugde ons gemeen, Doet nog ons triomferen. Het drijft de zelfzucht uit de ziel 't Heft op wie diepverslagen viel: Hiervan omruist zal 't volk ook 't stoutste wagen: ‘Mijn schilt ende betrouwen’ klinkt en 't oog, Omfloersd van tranen gaat van zelf omhoog. Om kracht, om steun te vragen. Vrij kome een nieuwe maatschappij, Mag alles ook verand'ren, wij Staan vast als volk, wij blijven vol betrouwen: Tot Nederlanders, fier op deze naam, Smeedt het met gloed ook de uitersten te zaam, 't Wilhelmus van Nassouwen. Haarlem, 3 Oktober 1920. J.B. SCHEPERS. Vorige Volgende