De macht van het lied.
Hiervan deelt een onzer vertegenwoordigers in het buitenland het volgende staaltje uit zijn ervaring mee:
‘Ik kwam als jong matroos voor jaren in Singapore. Zooals gewoonlijk gingen wij naar de stad en kwamen in een groot koffiehuis, om ons te verkwikken. De zaal was gevuld met Engelschen, Denen, Noren, Duitschers en een paar Hollanders. De Engelschen begonnen te zingen, later ook de Denen en Noren. Daar de Duitschers in de minderheid waren, bleven deze stil. Eindelijk zei ik tegen de Duitschers: Zing toch ook eens een lied. Ja meenden ze, als die anderen maar geen lawaai maken. Ze wilden niet. Nu zei ik, dan zal ik zingen. Toen zong ik een Duitsch lied, dat goed werd opgenomen. Daarna zette ik mij bij de paar Hollanders en vroeg hun, of zij niet zingen konden, en dat ze toch zeker niet voor de Engelschen en Duitschers wilden onder doen. Neen, zeiden ze, we zijn maar met een paar man. Wel, antwoordde ik, al was ik alleen, dan zong ik nog. Ik sprong op een stoel, klapte in de handen, en nadat het stil geworden was, zong ik mijn lievelingslied: Beelden uit mijn kinderjaren, uit mijn jeugd zoo vrij en blij, en Ons hutje bij de zee.
Wat er volgde, toen ik het lied had uitgezongen? Eerst stilte, dan een oorverdoovend handgeklap. Opeens werd ik met stoel en al, hoog opgebeurd en in de zaal rondgedragen en het galmde: ‘Hoera voor Nederland’.