Nederland.
Vergadering van den Groepsraad op 4 Sept. te Utrecht.
Vertegenwoordigd zijn de afdeelingen Amsterdam, Arnhem, Delft, Deventer, Dordrecht, 's-Gravenhage, Groningen, Haarlem, 's-Hertogenbosch, Leeuwarden, Rotterdam, Utrecht, Wageningen, Zwolle en Doesburg; de studenten-afdeelingen Amsterdam (Vrije Univ.) Delft, Groningen, Utrecht en de Jongelieden-afdeeling Deventer.
De Voorzitter opent te elf uur de vergadering en heet o.a. welkom den heer Mr. de Gaay Fortman - afgevaardigde van Groep Nederland in het H.B. - en den heer Calmeijer - nieuw opgetreden propagandist der Groep en afgevaardigde van de door hem nieuw opgerichte afdeeling Doesburg, die thans 14 leden telt.
De notulen der vorige vergadering (27 Maart) worden na een kleine aanvulling goedgekeurd.
De Voorzitter doet mededeeling van de verschillende ingekomen en uitgegeven stukken o.a.:
Schrijven van den heer Dr. Deckers, dat hij bedankt als lid van het Bestuur van Groep Nederland;
Schrijven van de Directie der Holland-Z.-Afrikalijn dat zij - op grond van door het groepsbestuur tot haar gericht verzoek - besloten heeft Z.-Afrikaansche jongelui, die aan Nederlandsche Universiteiteen wenschen te gaan studeeren, kosteloos te vervoeren. (applaus).
Schrijven van onzen gezant te Tokio betreffende het aanbrengen van een gedenkplaat in het huis bewoond geweest door den Commandant Doeff op het schiereiland Desjima; steun wordt toegezegd.
Schrijven van den heer van Peski te Rotterdam met verzoek door groep Nederland te doen herdrukken enkele boekwerken van den bekenden schrijver van Balen. Gelet op de hooge kosten, beslist de vergadering in afwijzenden zin. De aandacht van verschillende uitgevers zal echter gevestigd worden op de wenschelijkheid om zoo mogelijk te geraken tot de uitgave van boekwerken, waarin de daden van groote mannen van ons voorgeslacht herdacht worden.
Schrijven, gericht aan verschillende Nedrelandsche leeszalen, waarbij de aandacht gevestigd wordt op in het Nederlandsch gedrukte dagbladen in het buitenland. (Zie Neerlandia, Sept, 1920).
Schrijven aan een 40-tal gemeenten in ons land met verzoek zoo mogelijk op de inrichtingen van onderwijs kosteloos plaatsen beschikbaar te stellen voor stamverwante jongelieden. De antwoorden - voor zoover ingekomen en waarvan sommige in gunstigen zin luiden - zullen ter kennis gebracht worden van de Zuid-Afrikaansche Vereeniging en van het H.B. van het A.N.V. (Zie Neerlandia, Aug. 1920).
Schrijven van den heer ten Haeff, die een plan ontwerpt voor een rondreis door Nederland, waarbij hij voordrachten zal houden over het Nederlandsche lied. Deze aangelegenheid wordt ter verdere behandeling in handen gesteld van het Dagelijksch Bestuur.
Schrijven van het H.B. waarbij wordt aangedrongen op Contributie-verhooging als middel tot versterking der inkomsten van het Verbond. De Voorzitter wijst er op dat er drie middelen zijn om den finantieelen toestand van het A.N.V. - die thans niet schitterend is - te verbeteren n.l: 1e Contributieverhooging; 2e opheffing der afdeelingen; 3e. vereenvoudiging of inkrimping van het orgaan Neerlandia. Hij verzoekt de vertegenwoordigers der afdn, deze aangelegenheid in een afd.-vergadering grondig te overwegen, zullende ter zake in de volgende groepsraadsvergadering door het Bestuur een voorstel gedaan worden. (Van de inkomsten gaat thans ongeveer 40 pct. aan de afdeelingen, 20 pct aan de groep en 40 pct. aan het Hoofdbestuur).
Aanbieding aan de Directie van de Nederlandsche expeditie naar Spitsbergen van den Liederen-bundel ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’. Van den heer Dresselhuys is een vriendelijke dankbetuiging ontvangen, terwijl volgens mededeeling in de N.R. Courant, de liederen met begeleiding van mandoline, thans druk gezongen worden op Spitsbergens kusten.
Daarna wordt overgegaan tot de bespreking van het verleenen van f 100 subsidie aan den Tilburgschen Studentenlanddag en f 50 aan de Dietsche trekvogels. Beide bedragen worden toegestaan nadat de voorzitter heeft medegedeeld, dat het bedrag aan den Stud. Landdag reeds door het Bestuur was uitgekeerd, daar de tijd drong en het niet mogelijk was het oordeel van alle afdeelingen ter zake in te winnen. Er wordt gewezen op de wenschelijkheid om ter zake van subsidiën voeling te houden met het H.B. daar anders - zooals thans geschiedde - het H.B. en het Gr. B. ieder een subsidie verstrekken - wat niet de bedoeling kan zijn. Met deze opmerking zal in den vervolge rekening gehouden worden.
⋆ ⋆ ⋆
Na de pauze houdt de Voorzitter een rede over de houding, die het H.B.z.i. zoude moeten aannemen tegen de in het buitenland jegens ons land en onze stambelangen gerichte propaganda. Hij stelt ten slotte twee motiën voor, waarover in de eerstvolgende vergadering gestemd zal worden.
De eerste motie te richten tot het H.B. luidt: ‘De groepsraadsvergadering..... acht het niet gewenscht thans nog in beschouwingen te treden over de houding door het H.B. gedurende den oorlog 1914-1918 ten opzichte van taal- en stambelangen in het buitenland aangenomen. Nu de vrede echter reeds geruimen tijd is ingetreden meent Groep Nederland - lettende op de onmiskenbaar actieve en tegen Nederlandsche- en stambelangen indruischende propaganda van in het buitenland werkzame partijen, vereenigingen, bladen en personen - dat de werkzaamheid van het A.N.V. zich krachtiger moet richten op steun aan die Nederlandsche- en Groot Nederlandsche belangen die onmiskenbaar belaagd worden.
De tweede motie, te richten aan het D.B. van het H.B. en de leden van de Redactie-Commissie van Neerlandia luidt:
‘De Groepsvergadering..... geeft als hare meening te kennen dat in de wijze waarop het orgaan van het Verbond geredigeerd wordt niet voldoende aandacht gewijd wordt aan de onmiskenbaar in het buitenland tegen Nederland en zijne stam- en taalbelangen gerichte propaganda en zou gaarne zien dat tegen die actie krachtiger front gemaakt werd, daar de invloed, die thans in dit opzicht van het orgaan uitgaat, naar haar