Duitsch en Nederlandsch.
Bij den uitgever Seemann te Leipzig zal een reeks werken het licht zien, onder den titel Die Nachbarn.
Het reeds verschenen eerste deel bevat monografieën, beurtelings geschreven door Duitschers, die in de gelegenheid zijn geweest ons land te leeren kennen, en Nederlanders van rijp oordeel en onafhankelijke meening.
Zoo schrijft Marcellus Emants over Deutsch und Niederländisch.
Hij toont aan, dat de voorstelling, die nog steeds door de Alduitschers wordt verbreid, als zouden de tegenwoordige Nederlanders eigenlijk Duitschers zijn, volkomen scheef is; de oude Germanen toch drongen niet slechts in de Nederlanden door, doch ook in Engeland, Frankrijk, Spanje en Italië. Even goed, en misschien wel met meer recht, zou men kunnen beweren, dat een groot deel der Pruisische bevolking Slavisch is. Juister is het, als men van alle tegenwoordige Germaansche volken zegt: zij zijn van éénen stam, maar zij hebben zeer verschillende elementen in zich opgenomen en zich op zeer uiteenloopende wijzen ontwikkeld.
Emants wijst dan op de, vaak bedriegelijke, overeenkomst en de verschillen tusschen beide talen. Hij illustreert dat door een reeks van Duitsche en Nederlandsche woorden op te sommen, die, op den klank af, gelijk zijn, doch een geheel verschillende beteekenis hebben en daardoor tot de zonderlingste vergissingen aanleiding geven.
Voor taalzwakke Nederlanders is de oppervlakkige kennis van het Duitsch fataal. Het is nu eenmaal een treurige eigenschap van ons volk, dat het zoo weinig gevoelt voor het zuiverhouden van zijn taal. Het Duitsche leerboek heeft in dat opzicht veel bij ons bedorven! Als men een wetenschappelijk of een technisch vaktijdschrift opslaat, dan stuit men niet alleen op germanismen zonder tal, maar ook op Duitsche zinswendingen en onnederlandsche verhaspelingen van Duitsche begrippen.
Erger en ergerlijker nog is het, dat er onder onze jonge schrijvers nauwelijks één is, die zich niet aan germanismen bezondigt.