Neerlandia. Jaargang 24
(1920)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBuitenland.De Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging te Stockholm.De groote belangstelling, welke van Zweedsche zijde getoond werd gedurende de in September, verleden jaar alhier gehouden ‘Nederlandsche week’, de bewijzen van sympathie waarin zich zoowel in de pers als in de algemeene gesprekken, ons land mocht verheugen, deed het denkbeeld ontstaan, in Zweden eene Vereeniging in het leven te roepen, die zich ten doel stelt de oude vriendschapsbanden tusschen Zweden en Nederland, beide z.g. ‘kleine neutralen’ vaster aan te knoopen. Reeds gedurende de ‘Nederlandsche week’ werden op aanstichting der Vereeniging ‘Nederland in den Vreemde’, voordrachten gehouden over Nederlandsche kunst, letterkunde, nijverheid, enz.Ga naar voetnoot*). De bedoeling was, dat de op te richten Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging het werk in denzelfden geest zoude voortzetten. Door oproeping in de bladen werden belangstellenden uitgenoodigd tot eene vergadering den 17en Nov., aan welke uitnoodiging door een 25-tal Zweedsche en Nederlandsche heeren werd gevolg gegeven. Zij besloten tot de oprichting van eene Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging met zetel in Stockholm. Aan een voorloopig comité, bestaande uit de heeren Immink, Uggla, Meyes, Hirsch en Rippe, werd opgedragen de verdere werkzaamheden ter hand te nemen. Besloten werd huldigingstelegrammen te zenden aan Z.M. den Koning van Zweden, aan H.M. onze Koningin en een begroetingstelegram aan de zustervereeniging in Den Haag. Van beide Majesteiten kwam antwoord in zeer waardeerende bewoordingen. Kort daarop verscheen in de Zweedsche bladen de volgende oproeping, onderteekend door 35 Zweedsche en Nederlandsche heeren:
‘Reeds gedurende den wereldoorlog bleek het van het grootste gewicht te zijn, dat de kleine volken samenwerken tot bevestiging en ontwikkeling der gemeenschappelijke belangen, mede op handels- en intellectueel gebied. Deze omstandigheid heeft er o.a. in hooge mate toe bijgedragen, de oude vriendschapsbanden tusschen Zweden en Nederland te hernieuwen en te versterken. Het is dan ook van het grootste gewicht voor de toe- | |
[pagina 80]
| |
komst, dat deze aangename verbinding niet alleen bevestigd, doch zoo hecht mogelijk wordt gemaakt. Om dit doel te bereiken, is echter eene levenskrachtige organisatie noodig, steunend op de belangstelling zoowel van Zweedsche als Hollandsche zijde, m.a.w. eene “Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging”. Deze organisatie is door de onlangs in Stockholm opgerichte Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging werkelijkheid geworden. Doel der Vereeniging is het bevorderen van aansluiting tusschen Nederlanders in Zweden woonachtig en de in Nederland belangstellende Zweden, het verspreiden van de kennis over Nederland en koloniën, van Nederlandsche kunst, wetenschap, letterkunde, zijne sociale toestanden, zijne handel, nijverheid en cultuur. De Vereeniging wil dus zooveel mogelijk arbeiden voor wederzijdsche kennis over alles, wat de beide volken bezitten op cultureel en materieel gebied en wil daarom meer intiem samenwerken met de met hetzelfde doel vroeger reeds gestichte Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging in Den Haag: trachten, verbinding aan te knoopen tusschen de pers in beide landen, als bemiddelaarster op te treden bij het bezoek van representatieve mannen en korporaties, studiebezoek en wederzijdsche voorlezingen aan te moedigen; en verder in hoofdzaak haar aandacht te schenken aan een practisch georganiseerde propaganda met tastbare doeleinden. De uitbreiding der verbindingen tusschen deze beide cultuurlanden met hun beider eervol verleden, met zoovele aanrakingspunten op geestelijk en materieel gebied, moet in deze dagen, waar de grond wordt gelegd voor de toekomstige internationale samenwerking voor het vredeswerk, van het grootste nut zijn. De levendige belangstelling en de groote sympathie, waarmede het denkbeeld van eene toenadering tusschen Zweden en Nederland in de beide landen wordt begroet, bewijst, dat dit denkbeeld in goede aarde is gevallen. Wanneer wij dus het Zweedsche publiek en de in Zweden wonende Nederlanders uitnoodigen, om door flinke aansluiting der nieuw-opgerichte Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging te steunen, is zulks in de volle overtuiging, van het groote belang van de wederzijdsche verspreiding van kennis over beide landen, en het bevorderen der vriendschappelijke verbindingen.’
Het duurde ongeveer 5 maanden, alvorens de eerste vergadering kon plaats hebben. De tijd kort voor en na het Kerstfeest is in Zweden niet geschikt, om de algemeene belangstelling voor iets anders te boeien. Bovendien lag het in het plan van het voorloopig comité, bij die gelegenheid o.a. eene voorlezing te doen houden over Holandsche schilderkunst en iets van Nederl. Indië, alles verduidelijkt door lichtbeelden. De tijdsomstandigheden hebben dit tot heden belet. De vergadering ging toch door op 19 April, den verjaardag van Z.K.H. den Prins der Nederlanden. Zeer zeker kan het voorloopig comité met voldoening op haar werk terugzien. De Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging telt thans ongeveer 125 leden, een flink aantal, wanneer men bedenkt, dat alleen de hoofden van gezinnen lid zijn en zij allen hunne dames kunnen medebrengen. Onder de leden telt men van Nederlandsche zijde bijna de geheele Nederlandsche kolonie. Onder de Zweedsche leden zijn vertegenwoordigers uit wetenschaps-, handels-, nijverheids- en scheepvaartskringen, en op de ledenlijst vindt men mannen van Europeesche vermaardheid, zooals Prof. Montelius, Aartsbisschop Söderblom en de beroemde ontdekkingsreiziger Dr. Sven Hedin, hetgeen bewijst, welk aanzien de jonge Vereeniging van Zweedsche zijde geniet. Om nu op de samenkomst zelve terug te komen, werd, nadat de Consul-Generaal, de heer Immink de vergadering had geopend, door het voorloopig comité verslag gegeven over zijne werkzaamheid en daarna overgegaan tot de keuze van het bestuur. Gekozen wer den de navolgende Zweedsche heeren: Oud-Minister Kapt. ter Zee H. Ericson, voorzitter; Vice-Consul Chr. Uggla, onder-voorzitter; directeur H. Hirsch, secretaris; Prof. O. Montelius Prof. S. Anhenius, directeur-generaal K.A. Fryxell, directeur-generaal A. af Jochnick en de Nederandsche heeren: Consul-Generaal G.M.E. Immink, directeur C.A. Meyes en Kapt. J. Rippe, penningmeester. Eene aangename verrassing volgde: De heer H. Salomonson overhandigde den nieuwbenoemden ondervoorzitter (de nieuwbenoemde voorzitter was verhinderd de vergadering bij te wonen), na eene kernachtige, in het Zweedsch gehouden toespraak, uit naam der Vereeniging Nederland in den Vreemde, een met zilver beslagen voorzittershamer met inschrift, welke met dank werd aanvaard. Nadat het officieele gedeelte was afgeloopen, droeg de bekende opera-zangeres mevr. Skilondz eenige liederen voor. Het lid der Vereeniging Jhr. E. van Suchtelen boeide door zijn prachtig vioolspel, terwijl Prof. Montelius in korte trekken, de in het Zweedsch vertaalde voordracht van mevr. Van Rhijn-Naeff, voor de Nederl. letterkunde in Sept. 1919 alhier gehouden, weergaf. Na een gezellig maal, waarbij feestdronken op H.M. de Koningin en Haar Huis, waarin ook Z.K.H. Prins Hendrik werd herdacht, zoomede op het Zweedsche Koningshuis, werden uitgebracht, noodigden de tonen der muziek tot dans uit, aan welke uitnoodiging door velen der aanwezige dames en heeren gaarne gevolg werd gegeven. De jonge Zweedsch-Nederlandsche Vereeniging heeft met krachtige stem haar intrede in de wereld te kennen gegeven. Moge zij zich tot een krachtig orgaan ontwikkelen; laat ons hopen, dat zij om de woorden van den heer Salomonson te bezigen, steeds bewijze, recht van bestaan te hebben, opdat zij hier in Zweden den Nederlandschen naam in alle opzichten eer moge aandoen. Ook tot U, leden van het Algem. Nederl. Verbond, wendt de jonge Vereeniging zich, en verzoekt om Uwe waardeering en steun. J. RIPPE, Stockholm, April 1920. Vert. A.N.V. |
|