sche Maatschappij voor Letterkunde, door mij, één dag vroeger, in de Ver. van Letterkundigen), overdenke men wel, een Nederlandsch tooneelspeler kan slechts zuiver Nederlandsche tooneelspeelkunst geven in een werk van een Nederlandschen tooneeldichter of schrijver. De Engelschen zelf kunnen hiervoor het bewijs leveren. Zij blijven, met alle waardeering voor de pogingen van Possart, Reinhardt, Sarah Bernhard e.a. buitenlandsche tooneelisten, er van overtuigd, dat alleen Engelsche tooneelspelers Shakespeare goed vertolken. En dit is volkomen juist. Men kan de ziel van een ander volk goed leeren kennen, leeren eeren en liefhebben, maar het blijft altijd bij een pogen om er geheel in door te dringen. De groote aanhang, die het Algem. Nederl. Verbond in het buitenland heeft is een schitterend bewijs er voor, dat onze ziel, hoe ook be koord door de ziel van een ander volk, altijd zal blijven gevoelen, dat zij elders aardde.
Onze geheele Nederlandsche kunst heeft slechts in zooverre waarde, als zij afspiegeling is van de Nederlandsche ziel, van de ziel van het Nederlandsche volk met haar kenmerkende eigenschappen. Wat blijft van Rembrandt over als men zijn kunst ontdoet van zijn kenmerkende Nederlandsche eigenschappen als: breedheid, innigheid, godsvrucht, vrijheidsliefde, afkeer van vleierij (in tegenstelling met zooveel buitenlandsche hofschilders, mondaine schilders enz.)? Hoe ouder Rembrandt wordt, hoe meer hij tot de eigen ziel doordringt, hoe grooter ook zijn eenvoud wordt, die grootste aller Nederlandsche deugden. Eenvoud staat in direct verband met godsvrucht, hij is er de schoonste bloem van. Want godsvrucht leert nederigheid, leert dat ook de meest begaafde onder ons menschen, niets is tegenover de Almacht Gods.
De Nederlandsche tooneelspeelkunst nu is ten deze geen uitzondering. Haar deugd bestaat ook in de harmonische oplossing van de speciale Nederlandsche deugden. Komen deze ten volle uit in werken van niet Nederlandschen aard? In de werken van den paradoxalen Ier Shaw? In den Shylock van Shakespeare? Maar het is immers juist de roem van Nederland, dat het niet Shylock als kenmerkend Joden-type heeft, doch Spinoza, den man, die alle materieël gewin verzaakte om naar zijn beste weten den geest der dingen na te speuren.
Wat hebben wij er aan, of Louis Bouwmeester te Londen gaat vertoonen hoe virtuoselijk hij een Jood uit het Venetiaansche ghetto kan uitbeelden, die een pond vleesch levend uit het hart van een Christen gesneden, die hem geld schuldig is, eischt? Het land van Spinoza, Da Costa, Asser, Jozef Israëls en Querido walgt van die vertooning. De Nederlandsche tooneelschrijfkunst en de Nederlandsche tooneelspeelkunst heeft andere karakters te toonen, als het buitenland haar uitnoodigt van haar wezen te getuigen.
Reeds toonden de organisators van de wederzijdsche tooneelvertooningen door het opnemen van vijf oorspronkelijke tooneelwerken op de lijst, nadat ik in ‘De Telegraaf’, helaas weer alleen, had geprotesteerd tegen het aanvankelijke plan, een paar acteurs te Londen in paraderollen te doen optreden, dat men tot inzicht komt. Het past de redactie van ‘Neerlandia’ geenszins om in stede van dit toe te juichen, toch weder de Engelsche tooneelletterkunde boven de Nederlandsche te verheffen. Zij sterkt op deze wijze, vaderlandslooze lieden, die een millioen gulden door Oranje voor den bloei van Nederlandsche tooneelkunst geschonken, hebben misbruikt, de Nederlandsche schrijvers eerst in 't eigen land veertig jaren verguizend en thans hen in 't buitenland aan karakterlooze, uiterlijke acteurs-virtuositeit opofferend. Dat wij Nederlanders een eigen tooneelschrijfkunst en daarop gebouwde tooneelspeelkunst bezitten kan ik o.m. aantoonen door te wijzen op het repertoire van de ‘Nederlandsche Tooneelvereeniging’, onder leiding van Adriaan van der Horst. Van 1 Sept. 1893 tot 1 Sept. 1908 speelde dit gezelschap stukken van de volgende Nederlandsche schrijvers: Bernagie, Bredero, Asselyn, Hooft, Langendijk, Multatuli, Marc. Emants, J. van Maurik, Glanor, Joosten, Faassen, Vink, Westenberg, Hora Adema, Meerkerk, Abel, Booms, Van Leer, L. Simons - Mees, Lod. Mulder, Brandt van Doorne, Jo van Sloten, H. Heijermans, M. Ternooy Apèl, Verbruggen, Reyding, Fabius, Paap, Van Lennep, Davidofsky, Ina Boudier - Bakker, Fred. van Eeden, T. Mijnssen, F. Rompel, C. Buysse, A. van Sprinkhuizen, Van der Vinder, Kesnig, Meinhardt, Heins, Top Naef, Jules Schürmann, Tersteeg, Van Elten, Van Riemsdijk, Metz - Koning, Van Gogh - Kaulbach, Carl Corvey, J. van Stuwe, J.B. Schuil, J. Steynen, M. van Zanten, Michiel de Swaen.
‘Het Schouwtooneel’ (dir. A. van der Horst en Jan Musch), voerde thans weder in de vijf maanden van zijn bestaan vijftig maal ‘De Paradijsvloek’, 15 maal het ‘Wederzijdsch Huwelijksbedrog’, 18 maal de ‘Meteoor’, alle weder oorspronkelijke Nederlandsche stukken, op.
Het maandschrift ‘Groot Nederland’ (red. Mr. Fr. Coenen, Cyriël Buysse en Louis Couperus), geeft sedert jaren 's maands geregeld een bijvoegsel met een oorspronkelijk Nederlandsch tooneelwerk.
En ondanks dat alles zouden wij te Londen niets anders te toonen hebben dan vertaalde werken met zekere eigenschappen, welke den acteur gelegenheid geven met ijselijke grimassen aan zijn puntbaard te trekken of nogeens den groven renaissance-draak te vertoonen, waarin een vermoorde koning uit de andere wereld zijn zoon tot wraak aanspoort, tengevolge waarvan die zoon zijn oom, zijn aanstaanden schoonvader, zijn meisje, zichzelf en wie al meer, na allerlei godslasteringen vermoordt of in den dood drijft, als waarna verteld wordt dat Hamlet zoo'n edelaardig jongeling was.
Wat heeft de Nederlandsche volksziel met deze moord-tafereelen te maken? Ons Nederlanders is geleerd, hebt uw vijanden lief, vergeef hen, die u haten.
Oranje heeft geen millioen gulden geschonken om twijfel en ongeloof, om moordtooneelen en gruwelscènes in 't buitenland te doen vertoonen, omdat er toevallig een acteur is, die al deze doellooze schennis en gruwelen nog eens op zijn manier zoo gaarne voorstelt. Wat heeft het Nederlandsche volk er aan, zelfs indien het Londensche publiek en de Londensche pers komen verklaren, dat de gruwelijke Jood, die den Christen, wiens gastvrijheid hij geniet, een pond vleesch uit 't hart wil snijden om een geldzaakje en de walgelijke Deensche prins, die de tien geboden en het Evangelie van Jezus Christus als nietswaardig terzijde schuift, zoo ‘mooi’ zijn vertoond?
Nederland heeft op kunstgebied een andere roeping dan rassenhaat en wraak- en moordzucht te propageeren. In 't binnenland stellen wij commissies aan om uit de bioscopen gruwel-filmen te weren. En naar het buitenland zouden wij import-gruwelen weer tot export-gruwelen moeten maken, ter verhooging van den eerbied voor de Nederlandsche kunst?
Wij hebben wat anders, wat beters, wat hoogers aan het Engelsche volk aan te bieden. Wij hebben het mede te deelen, dat wij Shylock en Hamlet niet wenschen te spelen, omdat wij een Christelijke natie zijn. Wellicht, dat dan de oogen van het Britsche volk óók opengaan.
En wij zullen daarna het Britsche volk onze eigen tooneelkunst brengen, een Goudsche pijp, goed als gij wilt, maar in haar eenvoud en zuiverheid dan toch hooger te schatten dan de uitlandsche meerschuimen pijp, al is er de naakte Venus zelve op gebeeldhouwd ter ‘versiering’.
Dankend voor de plaatsing,
BERNARD CANTER.