Afdeeling Leipzig.
Aan het jaarverslag over 1919 is het volgende ontleend:
Met genoegdoening kan weer melding gemaakt worden van beginnend nieuw leven. De oorlogsjaren hadden ons tot werkeloosheid gedwongen. Vergaderingen konden met het oog op bestaande politievoorschriften niet gehouden worden en verschillende leden waren gedwongen Duitschland te verlaten, zoodat wij ten slotte met een slechts klein aantal, dat echter trouw bleef volharden, overbleven. In den loop van het afgeloopen jaar echter werden er eerst door het bestuur en dan door de leden onderling besprekingen gehouden en maatregelen genomen, waarvan de verwachting gekoesterd kan worden, dat daardoor onze vereeniging tot zijnen vroegeren bloei teruggebracht wordt. Reeds mochten wij eenige nieuwe leden zien toetreden en er bestaat gegronde hoop, dat wij in 1920 eene groote schrede voorwaarts komen.
Het Bestuur bestond uit de heeren: H.H. ter Meer, voorzitter, Otto Rompelman, secretaris, N. Jacobs, penningmeester, en Dr. A. Reclaire.
In den loop van het jaar moesten beide laatsten wegens vertrek naar Holland hun mandaat neerleggen. In de plaats van den heer Reclaire werd mevrouw G. Osswald geb. Driessen ter Meulen gekozen. Het penningmeesterschap was op het eind van 1919 nog niet bezet.
Het aantal der gewone leden bedroeg 31 December 1919 15. Onder deze zijn 3 Zuid-Afrikaners, waarmede wij, daar zij bij het begin van den oorlog Duitschland moesten verlaten, niet meer in verbinding konden blijven. Zij zullen wel voor ons verloren zijn, ofschoon zij voorloopig nog te boek staan, totdat wij zekerheid hebben, dat zij niet weer terugkeeren.
Donateurs zijn ook in het jaar 1919 gebleven: de heer Ch. de Liarge, Nederlandsch Consul en de heer Dr. F.O. Jummel.
Bibliotheek. Het aantal boeken onzer boekerij is ingevolge eenige schenkingen tot 285 gestegen.