Nederlandsche natuurkundigen.
Ontleend aan een hoofdartikel in ‘Het Nieuws van den Dag’ van 14 Oct.:
Misschien is 't wel Nobel's stichting geweest, welke de oogen van de wereld - en van de Nederlanders zelf óók - geopend heeft voor de zeer bijzondere, wellicht mag men zeggen: overwegende plaats, die de Nederlandsche onderzoekers in de tegenwoordige natuurwetenschap innemen. En de Nobel-prijzen worden nog maar toegekend voor natuur- en scheikunde, niet voor de natuurwetenschappen in ruimeren zin, zoodat de wereldvermaardheid van mannen als J.C. Kapteyn en Hugo de Vries er buiten blijft; toch, zou één land, in verhouding van zijn bevolking, zoovele door Nobel's stichting gelauwerden kunnen aanwijzen als het onze, dat Van der Waals en Van 't Hoff, Lorentz, Zeeman en Kamerlingh Onnes heeft voortgebracht, om nu enkel maar de tot dusver bekroonden, de ouderen dus, te noemen.
‘De Nederlanders zelf óók’, schreven wij. Want ze is wel vleiend voor onzen nationalen trots, zulk een internationale erkenning van het voortreffelijke werk, door Nederlanders verricht, op het terrein der moderne natuurwetenschap maar ook hier geldt dat profeten in hun vaderland niet zoo licht worden geeerd, en het is toch wel 'n bewijs van achterlijkheid en 'n beetje beschamend, dat, zoo er al sprake is van officieele erkenning van geleerden, een dergelijke erkenning in Nederland gemeenlijk pleegt te wachten op een wenk van over de grenzen. Daarom is het een goed, een uitnemend werk geweest van het jubileerende ‘Bataafsche Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam’, aan prof. Kuenen opdracht te geven, een overzicht te boek te stellen van: ‘Het aandeel van Nederland in de ontwikkeling der natuurkunde gedurende de laatste 150 jaren’ en dit Gedenkboek rond te deelen aan zijn leden en enkele anderen.
Wij nemen aan dat het Bestuur des Genootschaps (adres: Beurssteeg 4, Rotterdam), zich gaarne zou beijveren, prof Kuenen's werk op aanvraag beschikbaar te stellen ook voor niet-leden en voor openbare instellingen. Eerst dan zal dit mooie Gedenkboek ten volle beantwoorden aan zijn bestemming: voorlichting en erkenning op het gebied der ‘proefondervindelijke wijsbegeerte’.