Neerlandia. Jaargang 23
(1919)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Er is aanleiding om nog eens terug te komen op het zeer belangrijke onderwerp: de volksgezondheid in Indië. De heer Tillema zond aan de redactie onderstaand artikel: Kampongwee! In het Septembernummer onderwerpt de Heer v. L. de publicatie ‘Kampongwee’ aan kritiek, 'n zeer welwillende! Hiervoor betuigen mijn echtgenoote en ik den oud-Samaranger onzen hartelijken dank. Wij meenen echter, dat het nuttig is er een korte commentaar op te leveren, die de redactie zeker wel zal willen plaatsen. Het is niet de bedoeling geweest met de brochure den indruk te wekken alsof de groote ongezondheid voornamelijk Samarang geldt. Neen, ze betreft alle kuststeden van Java en die der tallooze eilanden daar buiten. Om dit te illustreeren zijn o.m. kadasterkaarten, ook van Soerabaja en Batavia opgenomen, die 'n dichtheid van woontoestanden aangeven, zooals men zich die niet kan voorstellen ook al heeft men vele jaren in die steden gewerkt en gewoond! Verder is erin opgenomen een uitspraak over Batavia van den officier van gezondheid Dr. Neeb, waaruit zeer duidelijk blijkt, welke ten hemel schreiende wantoestanden daar heerschen! (Daar net brengt de mail me weer een illustratie ervan n.l. ‘Vrijzinnig Weekblad’ 28 Juli '19). Mocht de nadruk wat veel op Samarang zijn gelegd, dan is dit te wijten aan de omstandigheid, dat ik die plaats het best ken en er ook de meeste gegevens over bezit. Aan het slot betoogt de geachte schrijver, dat de bevolking van Java in 34 jaren verdubbeld is. Die meening is zeer verspreid Ik heb voldoende redenen om aan de juistheid er van te twijfelen. 'k Verzamelde op statistisch gebied verschillende gegevens waaruit blijkt, dat die twijfel gegrond is. Ik zal ze later zoo volledig mogelijk openbaar maken. Voor heden volsta ik met de volgende cijfers, ontleend aan een lezing van Dr. M.L. v. Breemen, te vinden in het Geneesk. Tijdschrift v. Ned. Indie Afl. V, 1918. ‘De gezondheidsdienst van Batavia heeft met behulp van het Inlandsch Bestuur een volkstelling gehouden. Hiervan is het gevolg geweest, dat het zielental der Inlandsche bevolking van 105.000 tot over 180.000 is opgevoerd.’ In sommige wijken constateerde men tusschen 1917 en 1916 een toeneming van 150%, in andere een afneming van 11%! Het is dan ook volkomen terecht als de Heer v. Breemen zegt dat het ‘vroeger een chaos is geweest op het gebied van bevolkingsstatistiek’. Reeds + 70 jaar geleden zegt de toen zeer bekende Dr. Bleeker, ‘dat de bevolkingscijfers geen vertrouwen verdienen’. De opgaven deugen niet, toen niet en nu niet. Het eenige wat men er van kan zeggen is dit, dat ze langzamerhand minder onbetrouwbaar worden. Dat de bevolking van tallooze eilanden of stationair blijft of snel daalt en uitsterft, blijkt ook niet uit de officieele cijfers. Kort | |
[pagina 133]
| |
geleden nog heeft men gejubeld, over de zoo vreugdevolle toeneming van de bevolking der ‘Buitengewesten’. Reden daarvoor is er niet, 't bewijs is niet geleverd! Ik hoop de vele gegevens, die ik ook op dit punt bezit, binnen kort te kunnen openbaar maken. H.F. TILLEMA.
‘Daar heb je 't nu alweer!’ roept misschien deze of gene TotokGa naar voetnoot1) uit; men verwijt ons, dat we te weinig belang stellen in Indië en dat men in Nederland beter op de hoogte moet komen van toestanden in Insulinde; maar...... hoe kunnen we dat, als de Indische oudgasten 't doorgaans met elkander oneens zijn; hoe kunnen wij uit al die meeningen de waarheid vinden?’ En...... zoo komt het, dat de lust om Indische kennis op te doen bij menigeen gaat verflauwen en ten slotte geheel verdwijnt. In dit geval evenwel is 't verschil van meening tusschen den heer T. en mij zoo groot niet. Ik geef gaarne toe, dat de schrijver van Kampongwee ook opgaven verstrekte aangaande andere plaatsen (vergis ik mij niet, meest kustplaatsen). Ook weet ik zeer goed, dat de volkstelling in Indië hoogst gebrekkig is: Een wedono (Inlandsch hoofd eener afdeeling) goochelt niet zelden met cijfers en rapporteert uit vrees voor ‘soesah’ niet gaarne als 't bevolkingscijfer achteruit gegaan is. Maar dit alles neemt niet weg, dat Java's bevolking op zeer belangrijke wijze is toegenomen, zoodat er van uitsterving van rassen gelukkig geen sprake is. En - niettegenstaande vele tekortkomingen - is dat voor een groot deel te danken aan de zorg der Regeering voor den orang-ketjil (de kleine luyden). De bevordering der volksgezondheid is van buitenaf in Indië gekomen als een vreemde plant. De Inlanders gevoelen daarvoor zoo goed als niets, Daarvoor bestaan drie hoofdoorzaken: 1e. de geringschatting van het individu en vooral van den ‘kleinen man’; 2e, het volkomen ontbreken van zindelijkheid en zorg voor hygiéne en 3e, het fatalisme, dat er zich afmaakt met een: ‘Toewan Allah poenja soeka’ (de Heer Allah wil het). Waar met deze drie bijna alles beheerschende Oostersche factoren moet rekening gehouden worden, zou het zeer onbillijk zijn, als de in Indische zaken oningewijde, na de lezing van Kampongwee, vol verontwaardiging uitriep: ‘Zie nu toch eens aan, hoe schandelijk Nederland zijn plicht heeft verzuimd!’ Het feit is, dat van de bovengenoemde drie Oostersche factoren een verslappende, moedeloos makende werking is uitgegaan op den Westerschen overheerscher. En bovendien moet opgemerkt worden, dat de zorg voor hygiéne in Nederland ook nog maar van gisteren isGa naar voetnoot2) en nog veel te wenschen laat; terwijl ten slotte het kleine Nederland opzag tegen den millioenenberg en den reuzenarbeid, die noodig bleken om den toestand gezond te maken. Men werd er moedeloos en ten slotte onverschillig door. Sedert eenige jaren evenwel heeft men met ontwaakte geestkracht de hand aan den ploeg geslagen en ook de zonen van het Oosten beginnen hier en daar iets voor volksgezondheid te voelen. Met nieuwen moed vooruit dus! Laat de heer Tillema blijven hameren op zijn aambeeld, zoodat het klinke heinde onver en doordringe in verstand en geweten van Wester- en Oosterling! Maar laat hij, in deze moeilijke tijden er tegen waken, dat niet alle zonden - ook de Oostersche - op 't register van Nederland worden geboekt! Wij hebben gezien, dat men zelfs van de sterfte aan griep in Indië aan de Regeering een verwijt maakte - en dat durfde men met de sterftecijfers in andere landen voor oogen. ‘Groot is de tijd en geweldig’ - ook voor Nederland; wee ons, wanneer wij in zulk een tijd billijkheid en voorzichtigheid uit 't oog verliezen. 's-Gr. v. L. |
|