Neerlandia. Jaargang 23
(1919)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Vlaanderen.De veroordeeling van Dr. Borms in de Vlaamsche Pers.A. Hans in Het Laatste Nieuws:Dit proces is niet dat van het aktivisme in zijn geheel. Men miste een anderen beklaagde. Wie dan? Het stelsel, dat Vlaanderen heeft verdrukt al 80 jaar lang, het stelsel dat het Vlaamsch haat, dat ons leger ondermijnde, omdat het den Vlaamschen soldaat zijn recht onthield en hem soms zwaar strafte, het stelsel, dat ook in oorlogstijd tweedracht zaaide. Dat is wel gebleken uit indrukwekkende getuigenissen. Want alle getuigenissen waren tegen 't aktivisme - zoowel die ten ontlaste als die ten laste, om de termen te gebruiken... De getuigenissen ten ontlaste waren een aanklacht tegen den niet gedaagden beschuldigde... het stelsel, welks dienaren, bewuste of onbewuste, vrijloopen, eereplaatsen bekleeden zelfs, met onderscheidingsteekenen pronken. Waar is de man, die den moed heeft voor het Assisenhof de verantwoordelijkheid voor dit stelsel op te nemen? Hij is er niet... Zonder dat stelsel geen aktivisme! 't Is wel degelijk een factor, een zeer schuldige factor. En daarom kan dit proces niet dat van 't volledig aktivisme zijn. Want dit stelsel is niet veroordeeld geworden. En het moest luid dreunen door gansch Vlaanderen over dat Vlaamsch-wurgend stelsel: ter dood, ter dood! Dat is geen leven en 't mag vernietigd worden, want het is de dood voor Vlaanderen, en het bedreigt België zelf in zijn bestaan, terwijl een gezonde oplossing van de taalkwestie aan land en volk moet ten goede komen. Neen, Vlaanderen wil van geen aktivisme weten. Vlaanderen volgde niet hen, die zich als zijn herders opwierpen en samen gingen met hen, welke Vlaanderen maakten tot een land van tranen en bloed en puin. Maar Vlaanderen veroordeelt ook den nog vrij loopenden beklaagde, het hatelijk stelsel van verstomping en ontaarding. | |
Filip de Pillecijn in De Standaard:De Staat is gerezen tegen den enkeling, in wien hij den aanslag belichaamd zag, en heeft hem gebroken. Maar die staat, die oprees als beschuldiger en rechter tezelfder tijd, heeft ook moeten vernemen dat een volk tegen hem haar beschuldigende stem verheft in afwachting dat het zijn vonnis velle. Waar de staat het activisme heeft uitgespeeld, heeft het volk zijn nood met beide handen in de hoogte geheven. Waar de staat sprak van lichte misbruiken, die geleidelijk zullen hersteld worden als er lust toe bestaat, heeft het volk geroepen: het stelsel is slecht. Waar de staat zegde: ‘het leger is in orde en het onderwijs, en het gerecht’, heeft het volk geantwoord: ‘Zie onze houthakkers, zie onze Hoogeschool, zie tot in dit Assisenhof.’ En als het volk dan uitriep: ‘een kleine zooals een groote beschikt over zichzelf; en Vlaanderen richt het oog op Polen en Ierland’, dan heeft de Staat gevonden dat onze priesters in het Vlaamsch mochten prediken. Nooit meer dan op deze dagen is het een klaar begrip geworden, dat het Recht zich niet bewijzen laat voor hen die leven in het voorrecht, dat het lijden geen medelijden wekken kan bij hen die nooit hebben geleden, dat de nood van den Vlaamschen geest niet gevoeld wordt bij hen die hun geest hebben gestoffeerd in de kamers van de Belgische latijnsche cultuur. Daar zijn twee kringen, die naast elkaar loopen, elkaar niet doordringen kunnen; de botsing der beide geslachten geeft geen licht, de wil van beide bestrevingen loopt evenwijdig verloren. Dan blijft niets over dan beider macht. | |
Henri Borginon in Ons Vaderland, tolk van het Vlaamsche Front:Wij staan tegenover Borms met een onbevangen geest, maar een meewarig hart. En terwijl het koel verstand de veroordeeling uitspreekt over een politiek, kan toch ons hart den mensch geen banvloeken naar het hoofd slingeren. Meer dan menschelijke kracht of zwakheid, meer dan 't kwade of goede in het optreden van een enkeling, treft ons in dit geding, de onrechtvaardigheid van een regiem. De weinigen op de voorlinie, die Borms persoonlijk of door zijne werking hadden gekend, hebben zelden getwijfeld aan zijne onbaatzuchtigheid. Maar zij kenden zijn dwependen aanleg, en vreesden dat het romantisme dat voor den oorlog sommige Vlamingen dikwijls zonder onderscheid deed opgaan in al wat Germaansch was, hem wel tot besliste Duitschgezindheid mocht hebben verleid.... Wij hebben door zijn proces geleerd, dat zulks voor Borms in veel mindere mate 't geval is geweest, dan door zijn vijanden wordt beweerd, en aan sommige activisten terechte kan verweten. En het ging er bij hem om Vlaanderen, niet om Duitschland.
Borms heeft zich, te goeder trouw, laten gebruiken door een vijandelijke macht, die de knechting van Vlaanderen onder Pruisische heerschappij nastreefde. Daar is zijn vergissing. Is het schuld? Wij kunnen zijn politiek niet goedkeuren. Hij heeft daden gesteld, die wij niet kunnen verschoonen. Maar een booswicht is hij niet, een verrader is hij niet. Hij heeft naar de definitie van den dichter van ‘Judas’, geen hoogere liefde prijsgegeven voor lagere doeleinden, voor geld. Hij heeft artikel zooveel en zooveel overtreden, inbreuk gemaakt op meer dan eene wetsbepaling, maar wat hem daarbij leidde was geen gemeene baatzucht Hij heeft Vlaanderen niet verkocht voor dertig zilverlingen. Hij is niet rijk geworden en zijn vrouw en kinderen leven in armoede. Met zuivere handen staat hij tegenover zijne rechters, tegenover zijn volk: onder de huilende bende die hem wil steenigen zijn er heel wat van wie dat niet kan getuigd. | |
[pagina 132]
| |
Brok uit het getuigenverhoor:Cyr. Verschaeve, geestelijke te Alveringen aan het front, legt den eed af. Mr. Van Dieren.Ga naar voetnoot1) - De eerwaarde heer Beernaerts is komen zeggen, dat er veel misstanden in het leger bestonden. Get. - Dat is zoo. De voorschriften werden niet uitgevoerd. De toestand was hachelijk. Mr. Van Dieren. - Kunt gij dat omschrijven? Get. - De Vlaamsche soldaten hebben met reden geklaagd over de ellendige gevolgen van het stelsel. Zij gevoelden zich als mannen van minderen rang en werden alzoo behandeld. Voor tuchtraden, rechtbanken in de uitvoering der bevelen, in de hospitalen konden zij zich minder goed uitleggen. Het gevolg? Scheldwoorden, straffen door misverstand. De Vlamingen, die geen Fransch kenden, kwamen niet in de bureelen, maar moesten allen naar de loopgraven. Bovendien werden ze aangevallen in sommige bladen, maar zij mochten zich niet verdedigen. Vragen, verzoeken aan minister en Koning brachten geen doorslaande redding. Generaal Biebuyk sprak over het gebrek van dat stelsel in een schoone redevoering, waarin hij handelde over de wisselwerking die er tusschen officieren en soldaten zijn moet. Dat kon alleen gebeuren door gemeenschappelijke taal. Zonder troost moesten de Vlamingen den zwaren oorlogslast dragen. Honderden hebben mij daarover hun nood geklaagd. De voorz. - Zijn misbruiken een reden om in oorlogstijd het land in tweeën te scheuren! Get. - In tweeën te scheuren! Abnormale toestanden brengen abnormale gevolgen mee. Of die goed te keuren zijn, is wat anders, maar ze zijn te begrijpen. |