Een Hollandsche avond op de Jaarbeurs te Leipzig.
Men schrijft ons uit Leipzig:
In de Witte Zaal van den Leipziger Palmengarten gaf het Messamt (het bestuur der Leipziger missen), evenals reeds vorige avonden voor de Skandinaviërs en Zwitzers, op Woensdag 3 Sept. een avondmaal voor de Nederlandsche bezoekers der najaarsmissen. Eenige honderden Hollandsche kooplieden en industrieelen waren met vertegenwoordigers der Rijksregeering, der stad Leipzig en van de Leipziger Kamer van Koophandel tezamen gekomen. De Nederlandsche kolonie te Leipzig was vertegenwoordigd door den Secretaris der Afd. Leipzig van het A.N.V., den heer Rompelman, die daartoe door het Messamt was uitgenoodigd. De Nederlandsche consul had aan de uitnoodiging helaas geen gevolg gegeven.
De bijeenkomst had ten doel in een aangenaam samenzijn den Nederlandschen handel te toonen, hoezeer Duitschland de verbindingen op handelsgebied met Nederland op prijs stelt en welk gewicht het hecht aan het bezoek van de Nederlandsche kooplieden en industrieelen aan de Leipziger missen. In dien zin sprak ook de leider der vergadering, de Voorzitter der Leipziger Kamer van Koophandel; Geheimrat Schmidt als Vice president van Commissarissen van het Messamt de aanwezigen in zijn openingswoord toe. In opdracht der Rijksregeering en der Regeering van Saksen werden de bezoekers begroet door Ministerialdirektor Muller, die uitvoerig de handelsbetrekkingen tusschen Holland en Duitschland schilderde en de kooplieden uit beide landen vermaande niet door de tegenwoordige ongunstige omstandigheden de hoop op gunstiger tijden te verliezen, maar niettegenstaande de vele tegenwerkende invloeden de bestaande handelsverbindingen te versterken en uit te breiden.
In een gloedvolle toespraak dankte de heer Graadt van Roggen, Alg.-Secretaris der Utrechtsche Jaarbeurzen, voor de eer ons Hollanders aangedaan en wees er op, dat Leipzig en Utrecht geen mededingers zijn, maar naast en met elkander door hunne missen eenen nieuwen oeconomischen toestand in 't leven hielpen roepen, waartoe zoowel koopman als fabrikant in beide landen diende mede te werken. ‘Arbeidsvreugde’ was de grondtoon zijner met geestdrift toegejuichte redevoering.
Nog vele toespraken volgden, zoowel Duitsche als Hollandsche, en in alle werd de goede verstandhouding, die te allen tijde tusschen Nederland en den Duitschen handel in het bijzonder in betrekking tot de Leipziger missen bestaan had, op den voorgrond geplaatst.
Veelvuldige dank werd den heer van der Borg gebracht, die als vertegenwoordiger der Leipziger missen in Amsterdam zich telkens weer de grootste moeite getroostte om de Nederlandschen misbezoekers gedurende hunne reis zoowel als in Leipzig zelf met raad en daad ter zijde te staan.
De goed geslaagde avond kenmerkte zich door oud-Hollandsche vroolijkheid, die echter bij verschillende ernstige en belangrijke redevoeringen wel wat minder luidruchtig had kunnen zijn.