Neerlandia. Jaargang 23
(1919)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
De Nationale Betooging op Zaterdag 13 September jl. te 's-Gravenhage.Neen, we willen geen verslag geven van al hetgeen er op dien gedenkwaardigen Zaterdagmiddag in den Dierentuin te 's-Gravenhage is gezegd. Uitvoerige verslagen heeft men al gelezen in de verschillende nieuwsbladen. Maar wel willen we in NEERLANDIA, het blad van het Algemeen Nederlandsch Verbond, nog eens zeggen, hoe mooi we dien middag hebben gevonden. Een blauwe Hollandsche hemel met helderen zonneschijn boven onze hoofden, groene boomen, frissche bloemen en de ‘schitterende kleuren’ van vele Nederlandsche vlaggen om ons heen; en IN de harten der duizenden, die waren opgekomen, de groote liefde voor het oude vaderland, dat wij WILLEN behouden ongeschonden in zijn grenzen, onverkort in zijn souvereine rechten! Dit wilden we nog eens goed zeggen, hoorbaar voor de geheele wereld, hoorbaar in de allereerste plaats voor onze brave Limburgers en Vlaamsche Zeeuwen, die zich zoo dapper weren tegen de roofzuchtige bedoelingen van de hebzuchtigen onder onze zuiderburen. Het was een bezielend samenzijn onder leiding van den Oud-Minister TREUB. Hoe wist deze voorzitter telkens met een pakkend, dikwerf met een boertig woord de sprekers in te leiden en hoe juist wisten de sprekers, al waren zij ook ‘vogels van zeer diverse pluimage’, weer te geven, wat er in deze dagen omgaat in de harten van de Nederlanders, wanneer zij denken aan de aanslagen, die in de hoofden van een aantal overmoedige Belgen tegen ons worden beraamd. We kunnen slechts enkele grepen doen uit het vele, dat de sprekers ons hebben gegeven. Ja, daar stond dan Ir. ALBARDA met zijn open, manlijk gelaat; onmiddellijk heeft hij zijn hoorders te pakken: in oogenblikken als deze plaatsen wij onze, overigens zeer sterk uiteenloopende meeningen niet tegenover, maar naast elkaar, want we gevoelen, dat we ondanks alles toch bij elkander behooren en we willen ons vierkant stellen tegenover de kuiperijen van de Belgische annexionisten; we laten elkaar niet los en ook krijgt men ons nimmer tot een militair verbond; het vredelievende Nederlandsche volk wenscht na DEZEN oorlog niet te beginnen met op die wijze mede te werken aan de organisatie van een volgenden krijg! Dan komt de Heer v.d. BILT (een ronde Zeeuw, zooals de Voorzitter zeide). Deze spreker komt ons nog eens duidelijk maken, hoe armoedig en onwaar de argumenten zijn, waarmede de tegenpartij haar oneerlijke bedoeling tracht goed te praten. Op schalksche wijze herinnert hij o.m. aan die Engelsche boot, die dezer dagen door het kanaal Ter Neuzen-Gent is gevaren: in het Nederlandsche gedeelte verliep de reis zeer vlot,... in het Belgische geraakte zij eenige malen aan den grond!.. Er is een goed Zeeuwsch woord op een der eerebogen in Zeeuwsch-Vlaanderen geschreven: ‘AFBLUVE!’
Een jeugdig grijsaard verschijnt voor ons: Prof. BLOK! Welk een opwekkende invloed, welk een geestdrift gaat er van hem uit! Het is weer ernst en luim. Ons grensgebied zal ongeschonden blijven, maar ook onze rechten onverkort! Die paar Limburgsche annexionisten? Ze kunnen zelf uitmaken in welke rubriek ze thuis behooren: onnoozelen, betweters, slimmerds of... schurken; een andere keuze is er niet. (De heer Groenendael zou zich, als hij tegenwoordig geweest was, niet hebben kunnen beklagen over gebrek aan belangstelling in zijn persoon). Hoe heerlijk slaat bij de toehoorders in de oprecht gemeende warme hulde, die Prof. Blok bracht aan de Vlamingen, die in woord en geschrift zoo moedig aan onze zijde staan. De luide toejuichingen van de toehoorders duiden er op verheugende wijze op, dat het gevoel van stameenheid tusschen Noord-Nederlanders en Vlamingen in deze dagen krachtig wordt verstrekt. Ds. JANSSEN, de bekende veldprediker, weet ons in lichtelaaien gloed te zetten. Welk een geestdrift verwekt hij met zijn woorden... Wat die minister daar in Brussel van deze bijeenkomst zou zeggen?... wel dat laat ons koud! Maar die van Limburg en die van Zeeuwsch-Vlaanderen, diè zullen het nog eens goed hooren en in hun binnenste gevoelen, dat wij niets van hen zullen loslaten: geen stad, geen dorp, geen hoeve, geen steen! Eer vergete onze rechterhand zichzelve, voordat wij hen vergeten! Nog een Heer JANSEN treedt voor ons op, de voorzitter van het Comité, dat in Limburg zoo volhardend tegen de annexatie strijdt. Zakelijk en toch met een hart vol warmte staat die sympathieke spreker ons nog eens te vertellen, wat wij allang wisten, maar nooit genoeg van iemand als hij kunnen hooren, dat Limburg eenvoudig niet van Nederland en Oranje weg wil!! Een overweldigende ovatie valt dezen Limhurger ten deel. Ook hij wijdt woorden vol van warme genegenheid aan de Vlamingen. De Voorzitter van het Z.-Vl. Comité, Ds. Pattist, was verhinderd te komen. Een brief van hem wordt voorgelezen en lokt eveens luide toejuichingen uit. De laster gaat ver! Maar iemand als Generaal VAN TERWISGA weet dien ter dege te bestrijden. Wij zouden in 1914 niet in staat zijn geweest om de Duitschers van onze grenzen te houden? De FEITEN bewijzen het tegendeel! Wij stonden geheel gereed aan onze grens in Limburg, voordat één Duitscher de Belgische grens had overschreden. Dit was met het Belgische leger niet het geval. En zou België, als het bovendien nog onze Limburgsche grens te verdedigen had gehad, beter stand hebben gehouden dan het nu deed? Op de Schelde en in Zeeuwsch Vlaanderen was het eender gesteld... Wij zouden in 1918 de Duitschers gewapend en met goeden buit door Limburg hebben laten trekken? Gelogen!! Bekijkt eens de foto's in de programma's: daar ziet men hoe de Nederlandsche soldaten de Duitschers ontdoen van hun wapenen en geschut; slechts van de ransels voorzien mogen zij verder trekken.... Staande, met ontblooten hoofde, hooren we de Limburgsche en Zeeuwsch-Vlaamsche volksliederen aan, gezongen door de Kon. Nat. Zangschool. Dan stelt de Voorzitter de motie voor... Is dat een bijeenkomst van koele Nederlanders, die daar juichend, met heeren en dameshoeden zwaaiend, algemeene instemming betuigden met deze woorden:
De Nederlandsche mannen en vrouwen van allerlei geloof, richting en internationale sympathiën, uit alle lagen der bevolking saam gekomen te 's Gravenhage op 13 September 1919, om - mede namens de overgroote meerderheid hunner landgenooten - te getuigen van den onverzettelijken wil van het Neder- | |
[pagina 129]
| |
landsche volk, dat zijne rechten en landsgrenzen ongerept blijven, overtuigd van den wensen van de Nederlandsche Natie om, op den grondslag van eerbiediging onzer Souvereiniteitsrechten, overleg te plegen met het Belgische volk, teneinde met elkander in vrede en vriendschap te blijven leven; diep verontwaardigd over de pogingen der Belgische annexionisten om uit eigenbaat de thans oppermachtige volken te bewegen tot schending van Nederlands rechten en grenzen; verzekeren den belaagden Limburgers en Zeeuwen van den steun van het gansche land; en spreken het vertrouwen uit dat de Nederlandsche regeering elke schending van 's lands rechten en grenzen met beslistheid zal blijven afwijzen.Ga naar voetnoot1)
Leve het Vaderland! roept de Voorzitter, waarop het Wien Neerlandsch bloed wordt ingezet.... Leve de Koningin! roept men uit de menigte, waarop het Wilhelmus wordt gezongen... Ja het was een prachtige, Nederlandsche betooging!
K.E.O. |
|