Buitenland
Afd. Berlijn.
Aan het uitvoerig jaarverslag dezer werkzame Afd. is het volgende ontleend:
De geest onder onze leden was over 't algemeen niet slecht te noemen, hetgeen het duidelijkst uitkwam, toen de hulp, voor verschillende doeleinden gevraagd, met milde hand geboden en geheel vrijwillig en belangeloos gegeven werd. Als voorbeeld is hier in de eerste plaats te noemen de hulpvaardigheid voor diegenen, die steun behoefden.
Al hebben wij in het jaar 1918 een aantal leden in onze boeken mogen inschrijven, een aantal verlieten ook onze rijen, deels door vertrek naar het vaderland, deels door andere, soms zeer kleinzielige oorzaken. Het ledental steeg tot 67.
De toestanden, door den oorlog geschapen, gaven ons alle redenen tot bezorgdheid. Desniettemin is onze vrees ongegrond gebleven, dank zij de verstandige en tactvolle leiding van onze zeer gewaardeerde regeering en diplomatie. Herhaaldelijk zag het er voor ons vaderland uit alsof het laatste uur voor een onafhankelijk Nederland geslagen had, doch telkens wisten onze staatslieden het gevaar te keeren op een wijze, die zelfs oorlogvoerende staten eerbied afdwong.
Omtrent het eigenlijke vereenigingsleven meldt het verslag o.m.:
De verschillende feestjes, door ons ingericht waren op een enkele uitzondering na als altijd goed bezocht.
Het Koninginne- en Julianafeest werd op waarlijk prettige en gezellige wijze gevierd. De verjaardag van de Koningin-Moeder werd een bijzonder cachet verleend, doordat de Heer Jean George, Generaal-Consul der Nederlanden het met zijne tegenwoordigheid vereerde. Hij werd dien avond als ons eerelid geïnstalleerd. Ook de verjaardag van Prins Hendrik werd herdacht.
De deelneming aan onze uitstapjes, was niet zoo groot als in het vorige jaar. De oorzaak, dat slechts een paar kleinere tochtjes ondernomen werden, is wel hierin gelegen, dat de meesten onzer, met de hun toebedeelde levensmiddelen woekeren moeten.
Teneinde de belangstelling voor onze moedertaal en wat daarmede in verband staat, levendig te houden, werden in den loop van het jaar verschillende voordrachten gehouden. Het eerelid, de Heer Knol, hield twee voordrachten.
In April las de voorzitter zijn mooi en onderhoudend tooneelstuk voor, getiteld: ‘Overwonnen’. 20 Febr. hield de secretaris een voordracht. Het mooiste, wat ons op dit gebied geboden werd, waren twee voordrachten van den Heer Van Poppel. De eerste: ‘De sproke van Beatrijs in de Nederlandsche letterkunde’ en de tweede ‘Een reisje naar de Riviera’ met keurige lichtbeelden.
Omtrent het ondersteuningsfonds wordt meegedeeld, dat zijn hulp in den loop van het jaar niet dikwijls gevraagd werd, maar toen het gevraagd werd, was men ook in staat hulp te bieden.
De Statuten en het Huishoudelijk Reglement moesten ook met hun tijd medegaan, de gewenschte veranderingen en verbeteringen werden in een daartoe bijeengeroepen vergadering bekrachtigd.
In den loop van dit vereenigingsjaar werd een smaakvol insigne aangeschaft, dat thans op de bijeenkomsten gedragen wordt en duidelijk het Nederlanderschap laat zien.
Het Feestcomité, bestaande uit de Heeren. Knoops, Van Ravenstein en Groothuis, verdient een woord van lof voor datgene, wat het bij de verschillende feestjes voor ons deed.
Een woord van oprechten dank wordt uitgesproken voor de vele en ruime bijdragen, die voor het St. Nicolaasfeest geschonken zijn; vooral van de zijde van Zijne Excellentie Baron Gevers en diens echtgenoote, die ook zoo bereidwillig was als Beschermvrouwe op te treden. Dankbaar voelen wij ons gestemd, wanneer wij hier ook kunnen wijzen op de belangrijke gift van de Zustervereeniging Nederland en Oranje’ en den Heer Jean George, Genenaal-Consul der Nederlanden.
Het Bestuur stelde zich aldus samen:
Jos. M. Schellekens, voorzitter; W. Joh. Weber, 1e Secretaris; F. Drees, 2e Secretaris; J.L. Prins, Penningmeester; G.J. Riddering, Bibliothecaris.
De gewone bijeenkomsten werden over 't algemeen vrij goed bezocht; 30 tot 40 pCt. der leden was regelmatig aanwezig.
Op aanstichting van den voorzitter werd een begin