Nederland.
Gewroet.
't Is heel jammer dat de Belgische regeering het met de belangen van haar land en volk heeft kunnen overeenbrengen, om stelselmatig Holland van zich te vervreemden. Dat er machten van gewetenlooze finantiëele, politieke en pers avonturiers waren samengerot tegen ons land, dat wisten wij allang, maar we vonden het zoo ongeloofelijk min dat we er overheen dachten. Als één land ter wereld gaaf is van gebied en bevolking, dan is het zeker niet in de laatste plaats het onze, en de mogelijkheid zelfs van een ernstige bedreiging met verminking, drong niet tot ons door.
Het is hier ook weer gebleken dat men zich over niets meer moet verbazen; de menschen zijn nu eenmaal wat ze zijn. Tegenover elke aanranding van zijne soevereiniteit echter stelt ons volk zijn onverzettelijken wil. Het vindt elke poging om ons te knotten even misdadig, als om ons te paaien met nieuw gebied. Wij hebben aan volk en grens precies wat wij hebben moeten, geen duim gronds te veel maar ook niet te weinig.
Wij moeten onderscheiden. Er gaan ontegenzeggelijk ten zuiden van ons land voor ons vijandige politieke stroomingen, maar daartegenin gaan gunstige, die, naar wij mogen verwachten, de sterkste zullen blijken. Behalve een deel der Waalsche bevolking, die naar rust en goede verstandhouding haakt en van onrechtjagerij niet gediend is, verzet de overgroote meerderheid der denkende Vlamingen zich met de meeste beslistheid tegen elke gewelddaad. En de toon der Belgische pers en de geleidelijke strijking der opgezette zeilen bij de regeering, duiden wel aan dat de aanvankelijke koers verkeerd is gebleken. 't Is jammer dat het zoo is gegaan, want de angel zit er, en het zal lang duren voor die er bij het ernstige gedeelte van ons volk weer uit is.
En toch, als de politieke dampkring zal zijn gezuiverd, dan moeten ook wij trachten den bij ons opzettelijk gewekten en gevoeden argwaan te onderdrukken en te verwerken achter onzen oprechten wil om in goede nabuurschap met Belgié te blijven leven. Wij hadden het leeren beschouwen als een zusterland, een verlenging naar den geest, van het onze. Antwerpen en Brussel, de Ardennen en heel het Vlaamsche land, duizenden en duizenden van ons kenden het even goed, soms zelfs beter dan hun eigen land. Wij hadden en hebben er nog onze vrienden over en weer, levensvervullingen ook voor duizenden. Neen, er zal geen duurzame schuwing onzerzijds kunnen zijn, mits er niet verder van verantwoordelijke zijde wantrouwen wordt gekweekt. Wel klinkt meer en meer de toon der tegemoetkoming, maar tot dezen dag zijn de daden der Belgische regeering nog volstrekt niet in harmonie met haar gebaar. Elke strategische terugtocht eischt echter veel dekkings.
Wij, Nederlanders, als wij 't nog niet wisten, hebben thans aan den lijve ondervonden wat al ongerechtigheden door een minderwaardige pers, in dienst van wroetende machten, naar iemands hoofd kunnen worden gegooid. Heden ik, morgen gij. De Vlamingen, onze stamgenooten, ons hou en trouw als wij hun, hebben al vijftig jaar en langer voor zulk heet vuur gestaan. Bij hen vergeleken hebben wij ons enkel nog maar een beetje gewarmd.
20. 2. 19.