De ure van ons Nederlandsch volksbestaan.
Landgenooten,
Het lang gehoopte oogenblik van den vrede dreigt voor ons land, ons volk en onzen stam, een der ernstigste beproevingen met zich te brengen van heel den oorlogstijd. Het wordt voor ons de vraag van een eervol en krachtig voortbestaan, of van een geduld worden in verminking.
En die bedreiging met verminking, met berooving van een deel van ons grondgebied, tegen den wensch en wil der bewoners, komt voor ons op uit het Zuiden; van het volk, waarmee wij vóór den oorlog in vriendschap leefden, waaraan wij tijdens den oorlog allen steun hebben gegeven, die in ons vermogen was, ja ten slotte wat onze voeding betreft, zelfs boven ons vermogen en waarmee wij in ons beider belang de vriendschappelijke betrekkingen wenschen te handhaven. In zijn overwinningsroes wil een deel van het Belgische volk, blijkbaar onder den invloed van den stuw der Pan-Romaansche strooming, zich tot groote mogendheid opwerken, mede ten onzen koste en daardoor helpen den ouden droom eener Fransche heerschappij tot aan den Scheldemond te verwezenlijken. Daardoor zou tevens het met ons stamverwante volksdeel, de Vlamingen, voor goed onder den Franschen invloed worden gebracht en tusschen hen en ons, tot beider verzwakking, een blijvende vervreemding worden gesticht.
Wij meenen dat het noodig is, dit inzicht in het ons dreigende gevaar, zoo openlijk mogelijk uit te spreken, zooals wij het zouden gedaan hebben indien Duitschland overwinnaar was geweest en onze onafhankelijkheid had bedreigd. Op dit oogenblik mogen wij ons niet langer laten misleiden door zekere neigingen voor andere volken, en nog minder door het zoet gekir van geruststellende officiëele, nietszeggende mededeelingen. Wij moeten helder zien in het gevaar, dat boven ons hoofd hangt, en dan beslissen wat wij daartegen willen doen.
Zeer duidelijk, gelukkig, zijn de stemmen geweest uit Limburg en Staats Vlaanderen, dat onze dáár wonende landgenooten niets ervan weten willen, te worden losgerukt uit het nationaal staatsverband om te worden ingelijfd in het Belgische. Hoe zij, die daarin hunne en onze taal spreken, worden behandeld, is genoegzaam bekend.
President Wilson heeft zijn programeisch duidelijk gesteld en het geweten en inzicht van ieder, die niet door vooroordeel of machtlust misleid is, onderschrijft dien: geen volksdeel zal, tegen zijn wil, onder vreemde heerschappij geplaatst worden. Op dat eerste en hoogste menschenrecht staan onze bedreigde landgenooten in Limburg en Zeeland; en het is ons aller plicht hen bij te staan in de handhaving van dat recht. Het is ook onze plicht te waken over ons vaderlijk erfdeel; het is onze plicht, bovenal, ons te weer te stellen tegen dien beraamden aanval op de toekomstplaats van ons volk en ons ras.
Dit verweer kan en moet, in al zijn stellige beslistheid, waardig zijn. Wij zullen het ons gegeven voorbeeld niet volgen, om onze bedreigers te belasteren en uit te schelden; hun aanslag tegen ons is al laster genoeg, die zij op zich zelf laden. Wij willen rekening houden met de slechte werking van den overwinningsroes; met begrijpelijken naijver op ons, die buiten den oorlog gebleven zijn en minder geleden hebben. Wij waardeeren hartelijk de afkeuringen in België zelf van heel dit drijven, bovenal door onze Vlaamsche stamverwanten, met wie wij ons, in dit gemeenschappelijk gevaar, te sterker één voelen. Wij vergeten niet wat België geleden heeft, noch onze voornemens om, in vriendschappelijke samenwerking met deze buren, hen en ons te helpen aan een te sneller overwinning van de oorlogsellende. Wij blijven, waait die storm vol bedreiging tegen ons over, nog steeds tot zulk een samenwerking bereid. Wij hebben vertrouwen in het tot standkomen eener hoogere wereldorganisatie, die de wrijvingen der volkeren onderling zooveel mogelijk moet voorkomen of wegnemen, en in het licht van deze hoogere samenwerking der volkeren beschouwen wij het schijnbare belangengeschil tusschen ons en de Belgen, als van zoo ondergeschikte beteekenis, dat vriendschappelijk overleg dit gemakkelijk zal kunnen uitwisschen.
Maar terwijl wij aldus ons blijven stellen op dit standpunt, dat wij in de toekomst niet anders wenschen dan vriendschappelijke samenwerking met het Belgische volk en zijn regeering, en wij het uitspreken dat ons dit te gemakkelijker zal vallen, naarmate den Vlamingen in hun eigen land het meest volledig recht zal zijn te beurt gevallen, blijft onze houding ten aanzien van de gehoorde bedreiging een onverbiddelijk handhaven van ons onaantastbaar recht op ongescheidenheid en voor onze bedreigde landgenooten op verzekering van hun Nederlandsche staatspersoonlijkheid.
Dat Recht worde, zoo lang het kan, gehandhaafd door middel van het betoogende woord en ons Bestuur heeft daarom een kort betoog samengesteld, onder deskundig toezicht, waarin de voornaamste punten, tegen ons gericht, bejegend worden in den hierboven gestelden geest. Wij vermoeden dat velen uwer daarvan exemplaren zullen wenschen ter verspreiding in binnen- en buitenland en laten die dus in het Nederlandsch, Fransch en Engelsch gereedmaken. Men kan ze aanvragen aan ons secretariaat te Dordrecht. Wie er een bijdrage in de kosten bijvoegt, bevordert het goede doel dubbel, want onze kas is geenszins onuitputtelijk.
* * *
Bovenstaand manifest is 28 December aan de voornaamste hoofd- en provinciale bladen gezonden.
Het vlugschrift is inmiddels verschenen.
Exemplaren ter verspreiding kunnen worden aangevraagd: Kantoor A.N.V., Wijnstraat 93, Dordrecht, liefst met toevoeging van eenige tegemoetkoming in de kosten, ten minste 10 ct. per ex.
Het Bestuur van Groep Nederland.