Rechtzetting.
In 't April-nummer, blz. 56, stond een stukje ‘Geloof voor werkelijkheid’, een onschuldige opmerking naar aanleiding van eene uiting van den Dietschen Bond in zake de schepenroof. Deze had n.l. geschreven over ‘de verontwaardiging, die in Holland, Vlaanderen en Zuid-Afrika, door dit optreden was gewekt’.
Neerlandia vroeg: hoe kan de D.B. dat weten? Er zijn van daaruit nog geen berichten dienaangaande gekomen.
Prof. Bodenstein vindt in de N.R. Ct. van 21 Mei die opmerking flauw, omdat daardoor aan den Dietschen Bond het recht wordt ontzegd namens het Afr. volk te spreken. Neerlandia wete ‘dat de Afrikaners hier in Holland, al zijn zij verstoken van geregelde verbinding met hun stamgenooten in Z.-A., voldoende kennis hebben van het karakter van hun eigen volk om te kunnen voorspellen, welken indruk het wereldgebeuren er moet maken.’
Daar ging het echter niet om, zooals ieder kan zien. Maar 't zou de moeite niet waard zijn hierop terug te komen, als niet de mogelijkheid bestond dat de N.R. Ct. en niet Neerlandia in Z.-A. wordt gelezen. Men zou daar wonder wat kunnen gaan denken. Daarom volsta hieromtrent hetgeen de heer Bodenstein buiten de kwestie om heeft geschreven, dat de Red. van Neerlandia er nooit aan heeft gedacht inzake hun land en volk het gezag van hem en andere Zuid-Afrikaners in twijfel trekken. Integendeel, wat Z.-A. betreft, zijn zij onze zeer gewaardeerde gidsen, over wier tegenwoordigheid in ons midden wij ons van ganscher harte verheugen.