Neerlandia. Jaargang 22
(1918)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOost-Indië.Overzicht.In aansluiting aan hetgeen ik in de vorige aflevering in 't midden bracht over de wenschelijkheid van onderlinge waardeering tusschen de verschillende rassen, waaruit de bevolking van Insulinde bestaat, thans eenige opmerkingen over het Indo-vraagstuk. 'n Zeer splinterig onderwerp! Bij de behandeling ervan heeft men zeer vaak gezondigd, zoowel door oppervlakkigheid en heftigheid als door dat ellendige generaliseeren, tengevolge waarvan een bezadigde beschouwing velen nagenoeg onmogelijk is. In het Haagsche blad ‘de Avondpost’ van 23 en 24 Januari is een Indische brief te vinden, die een ernstig woord over dit vraagstuk in 't midden brengt. En wel naar aanleiding van hetgeen ‘Indischman’ in de Jambode van 2 October schreef om te betoogen, dat de ‘Indische jongen.... een lammeling is’.Ga naar voetnoot1) De briefschrijver, die wel ernstig maar niet heftig is, onderschrijft dit oordeel onder het voorbehoud, dat hij er mag bijvoegen de woorden: ‘over 't algemeen.’ Hij zegt dan over het Indo-vraagstuk het volgende, dat overweging verdient (weshalve we ons niet hebben te verontschuldigen over de uitvoerigheid der aanhaling):
Jarenlang heeft de Indo in alle toonaarden hooren zingen: dit hij een prachtvent was, maar dat hij toch zoo gemeen werd behandeld, dat hij achteraf werd gezet. Zeker, hij is wel eens achteraf gezet. Soms op onbillijke wijze. Maar veel vaker nog werd hij niet achteraf gezet, stonden de wegen voor hem open, die naar meer dan één doel voerden, doch verkoos hij die niet in te slaan en..... stelde hij zichzelf achteraf Enkele voorbeelden hier aangehaald: Aan het examen voor den Ind. dienst (student te Leiden met f 1000 per jaar toelage!) namen, voor een onbeperkt aantal plaatsen tien jongelui deel! Voorde Bestuursschool (opleiding Civiel gezaghebber, max. traktement van f 775 tot residentsinkomen) waren 24 plaatsen open. Eén Indische candidaat meldde zich aan. Eischen: 3 jaar H.B.S.! Op de Politieschool, opleiding voor commissaris van politie, is geen enkele Indische jongen (wat maar gelukkig is ook). Van den zeevaartcursus zullen we maar zwijgen, de lijdensgeschiedenis daarvan is bekend. In het particuliere is het van hetzelfde laken een pak. Overal past men verder voor den ‘Indischen jongen’ en komen de ‘totoks’ er in. De Indische jongen, de door mij bedoelde dan, is zoo geworden, doordat er te veel en te lang is gekwezeld over de achteruitzetting of vermeende benadeeling en omdat hij door dat vele geschrijf zich is gaan verbeelden dat hij meer beteekent dan een ander of zelfs maar evenveel. Daardoor is er inderdaad een over-het-paard-getild product ontstaan, dat zich onmiddellijk wondt aan de scherpe kanten van het leven, zoodra hij met de samenleving (met behoorlijke menschen) in aanraking komt. Men kan hem geen grooter nadeel berokkenen dan door te verkondigen dat hem onrecht wordt aangedaan. | |
[pagina 54]
| |
Wij onderschrijven lang niet alles wat hier verkondigd wordt, maar de hoofdwaarheid in het bovenstaande is wel deze: Gemis aan mededinging verslapt de veerkracht. En nu zien we al aanstonds, waar de fout gezocht moet worden. Niet in den toestand van het onderwijs, (gelijk de briefschrijver ten onrechte doet in 't vervolg van zijn brief - al wordt gaarne toegegeven, dat zijne opmerkingen inzake het Indische onderwijs, eenige waarheid behelzen). Evenmin in 't Indische bloed. Kleurlingen, halfbloed's hebben zich dus van dit oordeel niets aan te trekken (en hiermede wordt het splinterige volkomen uit het vraagstuk verwijderd). Zeer zeker geeft het Indische bloed in 't algemeen eigenaardige karaktereigenschappen, tengevolge waarvan de bezitters in menig opzicht anders zijn dan Westerlingen; maar de minderwaardigheid in den strijd om 't bestaan spruit hoofdzakelijk voort uit 't overdreven zelfgevoel der Europeanen (blank of bruin) in Indië, zoodat zij - ieder voor zich of samen vereenigd - de meening zijn toegedaan: Voor ons alleen moet gezorgd worden door den Staat; Inlander of Chinees moet maar zelf zien, hoe hij er komt. Als de nieuwe beginselen eenige jaren hebben doorgewerkt, als alle staatsburgers gelijk zijn voor de wet, als voor aller belangen gelijkelijk wordt gezorgd...., dan worden voor betrekkingen of ambten gekozen de meest geschikten of ze blank, bruin of geel getint zijn en dan.... is 't met de verslapping der veerkracht voor goed gedaan; men moet zich dan wel inspannen om in den strijd om 't bestaan niet verdrongen te worden.
* * *
Een belangrijke schrede tot vermeerdering van volkseenheid en volkskracht is de nieuwe instelling van den Indischen Volksraad. Deze is natuurlijk nog slechts een raadgevend en geen wetgevend lichaam, maar toch een eerste stap op 't gebied der gemeenebest-vorming. De samenstelling van dien Raad schijnt in Indië algemeen voldoening te geven. Waren de verkiezingen wat eenzijdig uitgevallen,Ga naar voetnoot1) zoodat het Chineesche element er geheel buiten gehouden was, de Indische Regeering heeft wijselijk die fout goed gemaakt, door er voor te zorgen, dat de door haar benoemde leden zooveel doenlijk alle rassen en meeningen vertegenwoordigen. Die flinke onbekrompenheid der Regeering is een goed teeken voor de toekomst; voor 25 jaren zou men zoo iets ongerijmd en hoogst onvoorzichtig hebben geacht. De tijden zijn wél veranderd!
De eerste plechtige zitting van den Volksraad zouden we wel eens willen bijwonen; zij is om een zinnebeeld van de toekomstige, zelfbewuste eenheid van al die rassen en volkeren van Insulinde. Zal de voertaal in den Volksraadhet Nederlandsch zijn? Dat kan wel moeilijk anders en is dan ook de wensch van alle ontwikkelde Inlanders. Vergis ik mij niet, dan willen deze op den duur van de kiezers alleen eischen, dat die kunnen lezen en schrijven; maar van de gekozenen, dat zij 't Nederlandsch verstaan en zich daarin vlot kunnen uitdrukken. Dit is, dunkt mij, zeer juist gezien. Zooals de lezer weet, worden in Indië heel wat talen gesproken... tientallen. Een van deze, 't Maleisch, werd langzamerhand de voertaal voor de onderlinge aanraking van al die verschillende rassen en volken in Insulinde, of juister.... Oost-Azië. Die taal heeft daardoor groote diensten bewezen en kan die blijven bewijzen als ‘lingua franca’ in geheel Oost-Azië; 't kan blijven de taal op de markten, in de havens en overal, waar de verschillende volkeren op 't gebied van handel en scheepvaart met elkaar in aanraking komen; nevens het Engelsch blijve het de omgangstaal voor Oost-Azië. Maar voor de ontwikkeling van Nederlandsch-Indië tot een gemeenebest hebben wij een taal noodig, die als levensader de volksgemeenschap in verbinding stelt met de algemeene beschaving en ontwikkeling op ieder gebied. Wie zou durven beweren, dat voor zulk een doel de Maleische taal in aanmerking kan komen? Daarvoor hebben wij de Nederlandsche taal noodig, omdat nu eenmaal Nederland de Westersche natie is, aan welke in Indië de verbroedering van Oost en West door en wonderlijken samenloop van omstandigheden is opgedragen. Dit alles wordt door de ontwikkelde Inlanders zeer goed ingezien. Zij zijn het dan ook, die reeds jaren lang hebben aangedrongen bij de Regeering om de kennis van de Nederlandsche taal bij de Inlanders meer algemeen te maken en om die taal te bezigen als voertaal bij het meer uitgebreid onderwijs en tenslotte heeft de Regeering eigenlijk haars ondanks, aan dien aandrang gevolg gegeven.... maar, daarbij nog altijd de teugels strak houdende en minder gevende dan door den Inlander gevraagd wordt.
Terwijl de zaken zoo - en niet anders - staan, doet het - om zacht te spreken - zonderling aan, als in de Tweede Kamer (zitting van 22 Febr. j.l.) de afgevaardigde Gerhard - klaarblijkelijk sprekende onder den indruk van het door zeer velen vooropgeschoven wachtwoord: zelfbeschikking der natiën - onze Regeering verwijt, dat zij de Inlandsche talen wil dooden door het Nederlandsch gewelddadig als voertaal in te voeren. En... hij wil dit imperialistisch drijven eens recht belachelijk maken, als hij o.a. zegt: ‘omdat k bang zou zijn, dat men, wanneer straks bewaarschoolonderwijs in de desa's wordt gegeven, daarvoor het Nederlandsch als voertaal wil gaan gebruiken....’ Wat is dat nu? Onwetendheid..... of heeft het bovengenoemde ‘wachtwoord’ den geachten kamerafgevaardigde oogkleppen voorgebonden? Hoe 't zij, zijne voorstelling is niet anders dan een slag in 't aangezicht van de geschiedenis dezer zaak. Want die geschiedenis leert, gelijk door mij in een vorigen jaargang van Neerlandia werd uiteen gezet, dat de Nederlanders met hand en tand de verbreiding van Nederlandsche taalkennis onder de Inlanders tegenhielden en eerst sedert enkele jaren ‘overstag’ zijn gegaan. | |
[pagina 55]
| |
Waarom achtte men vroeger die kennis voor de Inlandsche volkeren niet gewenscht? Wij willen trachten, dit nog eens duidelijk te laten uitkomen, maar moeten - in verband met de ons in deze aflevering toegestane plaatsruimte - daarmede wachten tot de volgende aflevering.
M. v. L. |
|