Neerlandia. Jaargang 22
(1918)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Suriname.Is Suriname een zinkend schip? Een niet overbodige vraag bij de vele zwartgallige beschouwingen, welke veelal over de Nederlandsche Kolonie aan de andere zijde van den Atlantischen Oceaan worden gehoord. Toen op 19 Nov. 1917 de heer S.H. Gonggrijp eene lezing hield te Paramaribo over toestanden over den landbouw, werden ook de woorden gehoord, welke aan het begin van dit artikel staan en werd op grond van cijfers door deskundigen aangetoond, dat Suriname geen zinkend schip was. Ook de kapitein, ‘schipper naast God’ van het hem toevertrouwde schip, Gouverneur Staal, verhief zijn stem en het is niet-ondienstig de vele Nederlanders, wien tal van bijzonderheden onzer meest Nederl. Kolonie Suriname niet onder oogen komen, door middel van Neerlandia, het maandblad van het A.N.V. dat nationaliseering zijner koloniën beoogt, mede te deelen. In de eerste plaats dan kan gewezen worden op het immigratie fonds, een vorstelijke gift van Nederland aan zijn kolonie in 1880. Terwijl het bevolkingsvraagstuk sedert de emancipatie (1803) geen stap verder tot oplossing kwam, valt sedert 1880 eene vermeerdering van het zielental der kolonie van 52476 tot 80024 in 1905 waar te nemen, d i. een vermeerdering van ruim 50%. In dien tijd werden 19229 Britsch-Indische en 6417 N.-Ind. immigranten aangevoerd, terwijl onderscheidenlijk 6732 en 447 naar hun land terugkeerden na afloop hunner verbintenis, zoodat uit dezen hoofde een aanwas van 18467 hoofden werd verkregen. In aanmerking nemende dat de hygiënische toestanden onder deze immigranten-bevolking beter, en de sterfte dientengevolge lager is dan onder de inheemsche bevolking, kan gevoegelijk de vermeerdering der bevolking in het algemeen hoofdzakelijk aan dezen toevloed worden toegeschreven. Aan deze immigranten was het ook te danken, dat de groote landbouw zich kon staande houden en ontwikkelen, welke ontwikkeling in de laatste jaren evenwel door de ziekte in de cacao-aanplantingen in belangrijke mate werd tegengegaan, terwijl naast den grooten landbouw de kleine landbouw verrees uit een steeds toenemende opbrengst van verschillende voortbrengselen. In evenredige mate met den aanwas der bevolking, stegen de in- en uitvoeren, die ter waarde van f 7.317.000 gemiddeld in het 4-jarig tijdvak 1878/82 in het tijdvak 1898/1902 gemiddeld een waarde vertegenwoordigden van f 11.340.000. Een nog belangrijker toeneming wijst het totaal van de opbrengst van de Kol. geldmiddelen aan, dat van t 947.000 gemiddeld in de jaren 1873/77 tot f 2 079.000 steeg in 1905. In aanmerking genomen dat tegenover nieuwe of verhoogde middelen, waarop ten deele de immigratie geen invloed uitoefende, afschaffing van enkele middelen stond, kan uit deze vermeerdering worden afgeleid, dat het immigratietijdperk op de Koloniale inkomsten gunstigen invloed heeft uitgeoefend. Nog overtrof in 1880 het sterftecijfer, het geboortecijfer, doch daarin kwam langzamerhand verandering, totdat met 1 Januari 1917 het geboortecijfer het sterftecijfer overtreft met 1311. Vergelijkt men verder den handelsomzet per hoofd van Suriname met andere Koloniën of van Ned. West-Indië met Engelsche, Fransche en Amerikaansche Koloniën in West-Indië, dan ziet men de volgende uitkomsten in 1905.
Maakt Suriname, maken de Ned. Koloniën in de West zulk een slecht figuur? En zou men de zelfde vergelijkingen maken uit cijfers van 1917, ik twijfel niet of Suriname zou er niet minder slecht aan toe zijn. Nog niet voldoende is bekend wat de Kamers van Arbeid en van Koophandel en Fabrieken op 31 December 1916 schreven in hun overzicht over den economischen toestand der Kolonie Suriname, n l. dat zich het gunstige verschijnsel voordoet, dat het uitvoercijfer belangrijk is gestegen per hoofd van de bevolking, het invoercijfer daarentegen aanmerkelijk is gedaald. De invoer per hoofd berekend, bedroeg in 1904: f 94, 53. de uitvoer daarentegen: f 47.16. In 1916 was de invoer per hoofd teruggegaan f 58.97 en de uitvoer gestegen tot f 80.34, nadat deze in 1911 reeds eens een bedrag van f 99.87 bereikt had. ‘Het meest belangwekkende verschijnsel in de economische ontwikkeling der kolonie gedurende de laatste jaren is zonder twijfel de zeer belangrijke toeneming der voortbrenging van verschillende gewassen der kolonie, die gedeeltelijk het stijgen der uitvoercijfers en gedeeltelijk het dalen der invoercijfers tengevolge heeft gehad,’ deelen genoemde Kamers in hun verslag mede en verder: ‘met nadruk moet er op gewezen worden, dat aan deze ontwikkeling niet slechts een beperkt aantal personen en ondernemingen, maar het overgroote gedeelte van de geheele bevolking aandeel hebben.’ ‘De economische ontwikkeling van de kolonie als geheel genomen en evenzoo die van een groot gedeelte der bevolking beweegt zich dus in eene stijgende lijn’ Vergelijkt men de sterftecijfers van Paramaribo en Georgetown (Britsch Guyana) dan wijzen die van de hoofdstad van Suriname eene daling aan van 33.2 (per 1000 zielen) in 1913 tot 26.9 in 1915. Daarentegen die van de hoofdstad van Britsch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Guyana eene stijging van 40.8 in 1913 tot 45.1 in 1915. Bedroeg de kindersterfte in Paramaribo per 1000 levendgeborenen (beneden één jaar) 185 in 1911, welke daalde tot 118 in 1915 en tot 103 in 1916, in Georgetown bedroeg deze in 1911 282 en nog 234 in 1915. Ook de vergelijking van de geboorte- en sterftecijfers van Suriname met die van Nederland, valt niet ongunstig uit voor Suriname. Het geboorteoverschot was in 1915 in Suriname 14.3, in Nederland 13.75. De sterfte van kinderen beneden één jaar in geheel Suriname bedroeg in 1915 per 1000 levendgeborenen 79 en in Britsch Guyana 184. Cijfers spreken en op grond daarvan kan niet genoeg herhaald worden dat Suriname een goede toekomst tegemoet kan gaan, maar dan nog meer is het zaak dat Nederlandsch kapitaal in eigen Koloniën worde belegd en de Koloniën worden genationaliseerd in alle richtingen. De Nederlandsche ondernemingsgeest is voorzeker niet uitgedoofd en, meer dan ooit, in deze tijden van nood, naar voren getreden. Het Suriname-studie-syndicaat zal ongetwijfeld den goeden weg wijzen en leiding geven. Verzwakken zullen de stemmen van hen, die het erfdeel der vaderen zouden willen verkoopen, want ‘wat Nederland eenmaal afstaat aan Koloniaal bezit’ zeide terecht Dr. H.P.N. Muller, ‘zal het nooit terugkrijgen en ook niet kunnen vervangen’Ga naar voetnoot1). FRED. OUDSCHANS DENTZ. 's-Gravenhage, Maart 1918. |
|